Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


eusebiuskerk

Dit is een oude revisie van het document!


Eusebiuskerk

De Grote of Eusebiuskerk is een laatgotische, driebeukige kruisbasiliek in Nederrijnse stijl.
De plattegrond vormt een kruis met middenschip, twee zijbeuken en een noord- en zuidtransept.
Opmerkelijk is de asymmetrie van de koorgang. Waarschijnlijk is dit het gevolg van het feit, dat men bij de bouw een deel van de oude funderingen van een vroegere kerk heeft gebruikt.
De kerk is, evenals vele kerken uit de late middeleeuwen, georiënteerd, d.w.z. dat de hoofdas oost-west is geplaatst. Aan de westzijde bevindt zich de hoofdingang. Na binnentreden richtte men onwillekeurig het zicht naar het oosten met het koor en het altaar.
De kerk is 78 m lang, 29 m breed en 25 m hoog.

De toren is 93 m hoog en heeft 385 traptreden. Sinds september 1994 kan de toren “bestegen” worden met een lift die de bezoekers tot een hoogte van 73 m brengt; vandaar kan men comfortabel achter glas van een riant uitzicht genieten. Via een kort spiraaltrapje kan nog 8 m hoger worden geklommen.
Sinds het voorjaar 2018 zijn glazen balkons aan oost- en westzijde van de toren aangebracht op 60 m hoogte.

Historie

Bij opgravingen tijdens de restauratie in de jaren 50 van de 20e eeuw, is gebleken dat vrijwel op dezelfde plaats voorgangers van de kerk hebben gestaan. De contouren van de directe voorganger, de romaans-gotische St Maartenskerk, zijn in het plaveisel aan de zuidoostzijde van de kerk aangegeven met “kinderhoofdjes”.

De Eusebiuskerk is gebouwd in de periode 1452 tot 1540. De bouw strekte zich dus uit over een periode van ongeveer 90 jaren. Dit werd veroorzaakt door het feit dat regelmatig de bouw moest worden onderbroken vanwege geldgebrek. Er moest dan eerst weer voldoende geld bijeen gebedeld worden om verder te kunnen bouwen.
Pas in 1650, een eeuw na het gereedkomen van de kerk, was er voldoende geld ingezameld om de toren van een achtkantige (renaissance-) lantaarn te voorzien.

In 1944 en 1945 zijn de kerk en de toren tijdens en vlak na de Slag om Arnhem grotendeels verwoest. Na de oorlog zijn zij weer herbouwd. Daarbij zijn de eerste twee geledingen van de toren in de oude stijl hersteld, maar is de bovenste geleding, de lantaarn, nieuw vormgegeven. Daarvoor was een prijsvraag uitgeschreven. Het winnende ontwerp was van de architect Th.J. Verlaan, die zijn bijdrage instuurde onder het motto: “een eigentijdse invulling van de neogotiek”.

Na de Reformatie is de kerk onttrokken aan de rooms-katholieke kerk, doch tijdens de eerste Franse bezetting van de stad in 1672 door Lodewijk XIV , weer aan de rooms-katholieken teruggegeven. Na terugtrekking van de Fransen in 1674 is het kerkgebouw weer als protestantse kerk in gebruik genomen.

Wat is er te zien?

Buiten

Late gotiek

Kenmerkend voor de laatgotische bouw zijn de langgerekte vensters met spitse bogen en het maaswerk. De belangrijkste kenmerken van de Nederrijnse stijl zijn de ruimtewerking, de relatief kleine vensters in de bovenkoorgang en een, in de kerk opgenomen, toren.

Rijke versiering

Na de Sint Jan in ‘s-Hertogenbosch is de Eusebiuskerk de meest versierde kerk van Nederland. Hij is versierd met waterspuwers, luchtboogbeelden, rozetten etc. Hierna wordt hierover meer vermeld.

Waterspuwers

Aan de toren zijn op ongeveer zeventig meter hoogte achtentwintig waterspuwers (schijnspuwers) te zien.
Dertien daarvan zijn Disneyfiguren met onder andere Donald Duck en Mickey Mouse.
Zeven figuren zijn van Marten Toonder, bijvoorbeeld O.B. Bommel en Tom Poes.
De sprookjesfiguren verbeelden Sneeuwwitje en de zeven dwergen.
Ze zijn aangebracht bij de herbouw na WO II, en gehouwen door beeldhouwer Henk Vreeling (geboren in Amsterdam in 1910, overleden in Arnhem in 1965).

Waarom deze figuren?
In eerste instantie was Vreeling helemaal niet van plan om zijn beelden naar Disney-, Toonder- en sprookjesfiguren te maken (aldus zijn zoon in het boek “Een kerk als tijdsbeeld”). Hij dacht aan notabelen en politici. Maar de architect Verlaan bracht hem op andere gedachten omdat die notabelen en politici heel snel weer vergeten zouden zijn.

Kunnen die beelden wel?
Veel Arnhemmers waren absoluut niet te spreken over deze beelden, een ander deel van de bevolking zag er geen kwaad in.
Voorstanders wezen op de waterspuwers uit de middeleeuwen; die tonen ook gruwelijke gedrochten en grappige fantasiefiguren ontsproten aan de fantasie van de middeleeuwse makers.
Tegenstanders vonden deze leukheid ongepast; de middeleeuwse gedrochten waren niet zomaar aan de fantasie ontsproten maar dienden als duivelse tegenhangers van de engelen en heiligen die het verdere decoratieschema van de kerk bepaalden; zij spuwden het vuile gootwater van de daken uit terwijl de heiligen in de vrome kerkportalen stonden.
Ook in de kranten kregen deze beelden veel aandacht, landelijk en zelfs internationaal (het Amerikaanse blad Time). Op de voorpagina van de Volkskrant van 14-07-1962 wijdde Godfried Bomans er een column aan.

Dominee Foeken
Een van de grootste en meest volhardende critici was dominee G.C.Foeken. Hij was fel gekant tegen het aanbrengen van wereldse figuren aan de kerk en sprak vol afschuw over zoveel geestelijke armoede van de beeldhouwer.
Volgens sommigen uit wraak, maar waarschijnlijk als grap heeft Vreeling een van de zeven dwergen zijn hoofd gegeven.

Een andere dwerg heeft het hoofd gekregen van de voorzitster van de Nederlands Christelijke vrouwenbond die ook fel tegenstander was.

Glazen balkons
Vanaf de glazen balkons kan een deel van deze beelden bekeken worden.

Luchtboogbeelden

Oorspronkelijk had de Eusebiuskerk slechts 6 luchtbogen rond het schip. Bij de restauratie rond 1900 heeft het schip er 2 bijgekregen. Het koor werd toen verstevigd met 10 luchtbogen.

Beeldhouwer Lodewijk Henzen (1843-1912) heeft deze luchtbogen versierd met allerlei mens- en dierfiguren. Henzen had eerder gewerkt voor de Sint Jan in Den Bosch en de Walburgkerk in Zutphen.
Deze luchtboogbeelden zijn tijdens WO II voor het grootste deel verloren gegaan.plugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big Weetje: Op de top van de trapgevel van Het Presickhaeffs Huys staat een beeld dat bestaat uit twee op elkaar gestapelde hoofden. Het bovenste, een kop van een monstertje, is afkomstig van een beschadigde luchtboog van de Eusebiuskerk.

Tijdens de wederopbouw na WO II werden voor de verdwenen luchtboogbeelden nieuwe ontwerpen gemaakt. Er was zo weinig van de oud beelden bekend en er moesten er in korte tijd zoveel gemaakt worden, dat de beeldhouwers veel vrijheid kregen om in eigen stijl nieuwe figuren te bedenken en uit te werken. Enkele van de beeldhouwers waren Theo van Reijn uit Haarlem en de Utrechtenaar Eduard van Kuilenburg.
Van Kuilenburg werkte aan de Eusebiuskerk aanvankelijk als uitvoerder voor Van Reijn op diens atelier in Haarlem. Na het overlijden van Van Reijn in 1954 volgde Van Kuilenburg hem op als hoofdbeeldhouwer en ging hij zijn eigen ontwerpen maken en uitvoeren voor de Arnhemse kerk. Hij maakte daarvoor geen modellen in gips of klei, zoals Van Reijn wel had gedaan, maar hakte meestal direct in de steen, uit de losse pols, in situ boven op een metershoge trap.
Binnen, op de meest noordwestelijke zuil zit een bijna onzichtbaar werk, het Uiltje van Kuiltje!!!

Er waren 98 luchtboogbeelden, met thema's als de Ark van Noach, bazuinengelen, de apostelen, deugden en ondeugden, de zaligsprekingen, etc.

Deze beelden zijn gemaakt van Ettringer tufsteen. Een steensoort die destijds veel gebruikt werd, maar uiteindelijk geen goede keuze bleek. Hij bestaat uit zowel zeer zachte, gele, zanderige plekken (bims), als veel hardere delen zoals basalt, leisteen en kwarts, afkomstig van stenen die door de vulkanische explosie uiteengespat zijn, ten tijde van de vorming van de tuflaag. Bij verwering wordt al heel snel de bims eruit gespoeld, waardoor er veel gaten in de steen zichtbaar worden en er grote stukken afbreken. Zo ook bij deze beelden. Na enige tijd was de schade aan de beelden zo groot dat zij voor de veiligheid zelfs moesten worden verwijderd.

Omdat de beelden niet hersteld konden worden, zijn zij - voor zover nog mogelijk - nagemaakt en weer op de luchtbogen geplaatst. De uil, een van de vernieuwde beelden uit de groep van de Arke van Noach, is door 't Gilde geadopteerd.
Deze keer zijn de beelden gemaakt van Muschelkalk, een vrij grove kalksteen uit Duitsland die goed bij het karakter van de tufsteen eromheen past, maar beter te bewerken en te detailleren is, en kennelijk ook weervaster is.
Omdat deze steen fijner van structuur is, was er ook ruimte om er iets meer details aan toe te voegen, zonder dat overigens al te veel van het origineel is afgeweken.
De beeldhouwers die dit werk voor hun rekening hebben genomen zijn Koen van Velzen, Stide Vos en Jelle Steendam.
Koen van Velzen heeft in zijn blogs over dit werk geschreven.
En in dit filmpje is te zien hoe de kunstenaars te werk gingen:


De niet meer bruikbare maar nog wel toonbare beelden zijn verkocht aan met name Arnhemmers, waardoor je ze nog kunt tegen kunt komen in diverse tuinen.

13 van de 98 oorspronkelijke luchtboogbeelden waren teveel verweerd en konden zelfs niet meer worden gereconstrueerd. Zij zijn, met medewerking van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, vervangen door moderne sculpturen van Arno Coenenplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big Arno Coenen is onder andere bekend van het kunstwerk in de Markthal in Rotterdam. Hij creëerde daar het grootste kunstwerk in Nederland: de Horn of Plenty. Om zijn oppervlakte van 11.000m2 en heldere kleuren wordt dat ook wel de Sixtijnse kapel van Rotterdam genoemd. .
Zij verbeelden het mysterieuze beerdiertje dat zowel op de aarde als in de ruimte voorkomt en waarbij de wetenschap vooralsnog voor een raadsel staat, een atoom, een Covid-virusplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big Coenen ontwierp het kunstwerk nog vóór de Covid-pandemie, maar heeft dit kunstwerk onverwacht midden in de actualiteit geplaatst., een amoebe en een stuk mycelium.
Het kunstwerk is een ode aan de wetenschap en staat voor hoop op goeds in de toekomst.
Op de site van Arno Coenen is hierover ook informatie te vinden.

Pinakels

De steunberen zijn “gekroond” met driekantige pinakels. Deze pinakels zijn versierd met bladmotieven (bladhogels).

Kraagsteentjes

Aan de onderkant van de doorlopende versieringen (‘fries’) onder de balustrades van het dak zijn 253 kraagsteenbeeldjes te zien. De kleine beeldjes (ca 10 x 10 cm) vormen een stenen portrettengalerij van op het oog ‘gewone’ mensen.
Ook deze zijn, net als de luchtboogbeelden, deels gekopieerd van oude voorbeelden en deels nieuw ontworpen.

Hoofdingang

Boven de hoofdingang van de kerk is in 1994 een zgn. Chronostichon (jaartalvers) aangebracht. Dit is een kort gedicht of spreuk van één regel waarin verhuld een jaartal is opgenomen.

Voor U staat hIer eUsebIUs reChtop en fIer, Vaak besChoten en zo Lang gekWeLD gerestaUreerD en In praCht herstelD


Wanneer je de (rode) hoofdletters als Romeinse cijfers leest en die optelt, krijg je het getal 1994, het jaar waarin de kerk grondig is gerestaureerd en voor de vijftigste keer de slag om Arnhem werd herdacht.
Rekenhulp: we zien 4x een I (=1), 8x een V (=5) - een U is ook een V en een W staat voor 2x V -, 3x een L (=50), 3x een C (=100) en 3x een D (=500).
Het getal 1994 zit ook op een andere manier verstopt in de tekst: het aantal woorden bedraagt 19, het aantal letters 94.

Bernard Grothues is de maker van dit vers.

Zuidportaal

Het zuidportaal dateert uit het 2e decennium van de 16e eeuw.
Boven de zuidingang zijn vier beelden te zien:
Uiterst links staat Sint Maarten, aan wie de voorganger van de Eusebiuskerk was gewijd. Je kan hem herkennen aan zijn bisschopsmijter, het Romeinse harnas en in zijn rechterhand het zwaard waarmee hij zijn rode mantel in tweeën sneed om een stuk aan een bedelaar te geven.
Naast Sint Maarten staat Petrus. Hij heeft in zijn rechterhand de sleutel van de hemelpoort vast.
Aan de andere kant van het venster staat Christoffel. Op advies van een kluizenaar hielp hij reizigers bij het oversteken van een wild stromende rivier. Op een dag moest hij een kind de rivier over helpen, maar tijdens de oversteek werd het kind ondraaglijk zwaar. Eenmaal aan de overkant gekomen vertelde het kind hem dat hij zojuist Christus met alle zonden van de wereld had gedragen. Hij is te herkennen aan zijn wandelstok en een kind op zijn schouder. Hij is de belangrijkste patroonheilige van de reizigers en pelgrims.
Het laatste beeld, uiterst rechts, is dat van diaken Stefanus. Stefanus was diepgelovig en was de eerste diaken die werd aangesteld door de apostelen om de aalmoezen eerlijk te verdelen onder de weduwen. Hij stierf door steniging nadat hij de hogepriester en de hoge raad had beschuldigd van de moord op Christus. Hij is hier te herkennen aan de kledij van de diaken, genaamd de dalmatiek, in zijn rechterhand de martelaarspalm en in zijn linkerhand een steen.
De beelden zijn kopieën van middeleeuwse zandstenen beelden (waar de originelen zich nu bevinden / of die nog bestaan is onduidelijk; mogelijk bevindt het beeld van St. Petrus zich nog in Museum Arnhem).

Torenklok

De middellijn van het uurwerk, dat zich aan de voorzijde van de toren op 57 m hoogte bevindt, is 3.5 m en de minutenwijzer van de klok is 2.55 m lang.

Glazen balkons

Op 60 meter hoogte bevinden zich aan de west- en de oostkant glazen balkons van waaruit je een prachtig uitzicht hebt over Arnhem en wijde omgeving.
Elk balkon weegt circa 2.500 kilogram en is onder meer met stalen kabels aan de toren bevestigd.
De glasplaat die de bodem vormt, kan met gemak (maximaal) acht personen dragen.
Het ontwerp van de balkons is van de Doorwerthse architect Robert Nijhuis.

Ingangen aan de noordelijke en zuidelijke zijgevel

Bij de restauratie van 2019 zijn aan noordelijke en zuidelijke zijgevel nieuwe entrees gemaakt met glazen toegangsdeuren, zodat men dwars door de Eusebiuskerk kan kijken en vanaf stadszijde dan wel vanaf Marktzijde door de kerk heen kan lopen.

Voor de noordelijke en de zuidelijke ingang zijn telkens vier, uit aluminium en staal opgetrokken, deuren geplaatst. Het zijn zware gevaartes van 4,5 meter hoog en 1,5 meter breed. De metalen tekst is zo transparant mogelijk: de letters worden gedragen door een frame van horizontale ribben die precies achter die letters schuil gaan. Het ontwerp van de deuren is van Robert Nijhuis (de man van de glazen balkons) en is uitgewerkt door Ruud-Jan Kokkeplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big Van ontwerper Ruud-Jan Kokke zijn in Arnhem verschillende werken te bewonderen. In deze Gilde-Encyclopedie komen we hem tegen in de pagina’s over het Stadhuis en de Eusebius. Meer informatie over hem en over zijn Arnhemse werken vind je hier: Arnhem uit de Kunst, Theo Brink, Uitgave Hijman Ongerijmd, blz 57 e.a. en grafisch ontwerper Paul Glademans. De Arnhemse smederij van Steven Frijlink deed het smeedwerk.

De noordelijke toegang:



De zuidelijke toegang:



De tekst op de noordelijke deur beschrijft de historie van de Eusebiuskerk sinds 893, de tekst op de zuidelijke deur de historie van het Hertogdom Gelre.
De tekst aan de noordzijde is van de hand van Peter Koelewijn, de bouwmanager van de kerk, die aan de zuidzijde van Rene Arendsen, historicus bij Omroep Gelderland.
Je kunt deze teksten hier lezen

Binnen

Kapellen

Aan de noordzijde van de toren bevindt zich de Annakapel

Zuidelijk van de toren ligt de Raadskapel.
Boven in de Raadskapel hangt een herdenkingsbeeld “19 Parachutisten”, in 1994 gemaakt door de Italiaans-Nederlandse beeldhouwster Simona Vergani. De parachutisten, gemaakt van brons, zijn met een ijzeren draad aan het plafond bevestigd; de parachutes worden gevormd door het dak van de kerk. Het monument herinnert aan de Britse parachutisten die een vergeefse poging deden om via Arnhem een doorgang te forceren door de verdedigingslinies van de bezetter tijdens Market Garden in september 1944.

Tegen het einde van de nieuwbouw van de Eusebiuskerk, waarschijnlijk in het vierde kwart van de 15e eeuw, is aan de zuidzijde de Eusebiuskapel gerealiseerd. Daar werden destijds de relieken van Eusebius (zie hierna) ter verering opgesteld.
Nu is daar een kunstwerk aangebracht waarbij een speciale spiegel een afbeelding van de H. Eusebius op de marmeren vloer weerspiegelt. Dit kunstwerk, een anamorfoseplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big een vertekende figuur die in een gebogen spiegel een normaal beeld oplevert , is een mooi alternatief voor de reliekschrijn, die nu in de Sint Martinuskerk te bewonderen is.
Deze kapel was niet alleen vanuit het schip van de kerk te bereiken, maar via een eigen ingang ook van buitenaf toegankelijk.

Gewelven

De ster- en netgewelven zijn het aanzien waard.

Preekstoel

De neobarokke preekstoel stamt uit de eerste helft van de 19e eeuw en is afkomstig uit de rooms-katholieke St.Bonifatiuskerk te Dordrecht (In 1982 in bruikleen gekregen). Zolang er in de Eusebiuskerk kerkdiensten zijn, blijft die preekstoel er. Zodra er geen diensten meer zijn, zou de preekstoel weer terug moeten naar Dordrecht (opgehaald door ‘de kerk’).

Orgel

Het orgel is in 1793 gebouwd door de orgelmaker Johannes Stephanus Strűmphler (1736-1807) en is geplaatst in een kast, die vervaardigd is door Barthold Ziesenis. Het is een van de laatste in de Republiek gebouwde grote Stadsorgels in Noordduits Barok stijl.

De beelden zijn gemaakt door Anthony Ziesenis, broer van Barthold:
Het topbeeld stelt koning David met zijn harp voor, zittend omdat de Lutherse kerk een relatief laag plafond had en het toenmalige Lutherse kerkbestuur perse een groter orgel wilde dan dat van de nieuwe kerk (bij de meeste orgels tref je een staande David aan).
Naast David staan engelen met trompet en lauwerkrans.
Verder versieren Putti, mollige kinderfiguurtjes, het orgel. Drie ervan dragen een schild met daarop de tekst: Van’t geen Jan Bouwman gaf tot Opbouw dezer Kerk, Staat ook, tot eer van God, dit sierlyk Orgelwerk.
Midden op het orgel staat een opengeslagen boek met op beide zijden de tekst “Evangelie”.

Het orgel staat op 4 grote Korinthische zuilen van Cararisch (Italië) Marmer.

Het heeft 50 registers en bijna 3700 pijpen. De grootste pijp weegt ca 80kg en de kleinste ca 100gram.

Het orgel werd in 1951 aangekocht ter vervanging van het verwoeste Wagnerorgel en is afkomstig uit de gesloten Hersteld-Evangelisch Lutherse Kerk aan de Kloveniersburgwal te Amsterdam.
Het werd in 1962 officieel in gebruik genomen maar pas in 1985, na een grondige restauratie voor het eerst bespeeld.

In 2007 was de organist Johan Luijmes. In 2017 is de nog jeugdige Bob van der Linden als organist van de Eusebiuskerk aangesteld.

Actualiteit
In de nacht van 9 op 10 februari 2021, na een periode met sneeuwval en vorst en een enorme stortbui, begaf de waterleiding op de tussenverdieping bóven het orgel het. Daar waren in de negentiger jaren van de vorige eeuw een keuken en toiletten aangelegd.
Het water kon vrijelijk het orgel inlopen. Daarbij is het pijpwerk ongeschonden gebleven, maar met name leren, vilten en metalen delen en een deel van het houtwerk hebben flink te lijden gehad.
Met subsidies, verzekeringsgeld en geld uit een Crowdfundings actie (waaraan ook 't Gilde heeft bijgedragen) wordt nu de restauratie en het herstel aangepakt. De kwalitatief mindere windvoorziening wordt tegelijk aangepakt door het plaatsen van acht metershoge blaasbalgen die zichtbaar vanuit de lift in de toren komen te hangen.

Muurschildering

Een aantal jaren geleden zijn in het koor van de kerk de restanten zichtbaar gemaakt van een 16e eeuwse muurschildering, bestaande uit een vijfluik, waarop de Passie- en Paascyclus zijn uitgebeeld. Het draagt nog steeds de sporen van de schade, die tijdens de beeldenstorm in de 16e eeuw is aangebracht, waarbij met name de gezichten van de afgebeelde personen zijn bekrast.

Doopvont

De doopvont stamt van na de oorlog en is gehouwen door Ab Diekerhof (1917-1997).

Grafzerken

Lange tijd werd men rond, maar vooral in de kerk begraven. Als het kon zo dicht mogelijk bij het altaar waarvan de heiligheid af zou stralen op de overledenen. Rond het altaar lagen vanzelfsprekend ook de duurste plaatsen. Hoe verder van het altaar verwijderd, hoe lager de tarieven werden.

Van de grafzerken die op de graven in de Eusebiuskerk lagen, bevinden zich er nog ongeveer 165 in de kerkvloer. Ooit waren het er ongeveer 900, maar een groot deel is in de loop van de tijd verdwenen; zo zijn in september 1944 door de val van de luid- en carillonklokken en het neerstortend puin van de toren tal van zerken verbrijzeld. De wel bewaard gebleven grafzerken zijn bij de restauratie na de oorlog geconcentreerd in de kooromgang en in de zijbeuken.

Meer informatie over de zerken is te vinden op de website Grafzerken Eusebius. Zoals waar zich welke graven bevinden. En ook alle bekende informatie en details van de grafzerken zelf en van de degenen die daaronder begraven waren.

In de kooromgang hangt een in 1787 door Willem ten Haegh geschilderd paneel, waar op een plattegrond van de kerk de positie van de graven van destijds is aangegeven. De randversiering wordt gevormd door de blazoenen van de (opper-)kerkmeesters (die waren afkomstig uit vooraanstaande families zoals Tulleken, Wilbrenninck en De Greve).

Weetjes
Op de grafzerken van de adellijke personen zijn familiewapens tijdens de Franse Revolutie (1789-1799) weggebeiteld. Egalité was toen het motto, gelijkheid.

In het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw was er een houten vloer gelegd in de Eusebiuskerk, waardoor de grafzerken aan het zicht waren onttrokken. Dat omdat de kerk tot een “evenementenhal” werd omgevormd. En op een vlakke houten vloer kun je veel makkelijker rijen stoelen neerzetten dan op een verzameling ongelijke grafstenen. En het is ook beter voor de akoestiek.
In 2019 is die houten vloer weer verwijderd en vervangen door een natuurstenen vloer met daarin de grafzerken die bewaard zijn gebleven.

Vaak wordt gezegd dat de verklaring van de uitdrukking “rijke stinkerd” is dat in de middeleeuwen rijke mensen in de kerk zouden zijn begraven en arme daarbuiten, en dat vanwege de graflucht in de kerk men de aldaar begraven mensen rijke stinkerds zou hebben genoemd.
Het is zeker een mooi verhaal, maar klopt vrijwel zeker niet. Ten eerste is in de middeleeuwen geen spoor van de uitdrukking “rijke stinkerd” te vinden. Ten tweede werden helemaal niet alleen rijke mensen in de kerk begraven en kreeg iedereen daar aanvankelijk een plaatsje, behalve zelfmoordenaars en ongedoopte kinderen.1)

Praalgraf van Karel van Egmond, Hertog van Gelre

Dit praalgraf is rond 1540 geplaatst boven de grafkelder waarin Karel van Gelre begraven is.

Een prachtig praalgraf
Het is een prachtig voorbeeld van een vroeg-renaissance monument, waarvan de maker overigens onbekend is.
Gisant
Bovenop het zwart marmeren praalgraf ligt een beeld - een gisant - van de hertog in wapenrusting, vervaardigd uit wit albast. Zijn hoofd rust op een kussen en zijn handen (de vingers voorzien van veel ringen) liggen, naar middeleeuws gebruik, gevouwen op zijn borst. Aan zijn voeten zijn een kussenrol en helm geplaatst, eveneens van albast. Zijn lichaam lijkt bewaakt te worden door zes goud geverfde leeuwen, die de wapenschilden van zijn voorouders dragen.
Apostelen en heiligen
Het praalgraf is aan de zijkanten voorzien van zestien reliëfs van albast. Aan de lange zijden van het paalgraf zijn de twaalf apostelen afgebeeld, aan de korte zijden bevinden zich reliëfs van de Heilige Familie, Sint Christoffel, Elisabeth van Thüringen en Sint Martinus in Romeinse kleding. De gelaatstrekken van deze laatste lijken sterk op die van hertog Karel.

In goede conditie
Het is bijzonder dat het praalgraf nog in zo’n goede conditie is.
In 1633, bij een instorting van het gewelf als gevolg van brand in het Angelustorentje en het ontbreken van luchtbogen, zijn delen van het praalgraf beschadigd. Die beschadigingen zijn destijds hersteld, maar wel met een veel lichtere kleur albast dan die waarvan het oorspronkelijke beeld gemaakt is.
Door de reformatie en diverse oorlogen is het monument onbeschadigd heen gekomen. Tijdens WOII heeft het praalgraf de bombardementen doorstaan dankzij een betonnen sarcofaag die de Kunstbeschermingsdienstplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big In de tweede helft van de jaren 1930 nam de oorlogsdreiging in Europa toe. Bij wet werd vastgelegd dat tot de organisatie van de bescherming van de bevolking tegen gevaar van luchtaanvallen ook de bescherming van schatten van geschiedenis, kunst en wetenschap behoorde. Gemeenten die het meest gevaar liepen en waarin van Rijkswege beschermde gebouwen stonden, moesten dan ook maatregelen nemen. Hiertoe werden, in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken, vanaf eind 1939 de gemeentelijke Luchtbeschermingsdiensten uitgebreid met een nieuw onderdeel: de Kunstbeschermingsdienst. De landelijke coördinatie van de Kunstbescherming lag bij de Inspectie voor de Bescherming van Schatten van Kunst en Wetenschap tegen Oorlogsgevaren, kortweg de Inspectie Kunstbescherming. De Rijksinspectie Kunstbescherming werd per 1 oktober 1946 opgeheven. er in 1940 overheen had aangebracht.
Ook hebben diverse personen hun initialen in het zachte albast gekrast.

Enkele keren verplaatst
De tombe is enkele keren verplaatst.
In 1911 was de tombe ongeveer 3 meter oostwaarts verplaatst omdat hij te dicht tegen het koorhek stond. Op de oorspronkelijke plaats, die recht boven de grafkelder was, werd een steen met de inscriptie 'ingang grafkelder Karel van Egmond' geplaatst.
In 1963 na de restauratie van het kerkinterieur is de tombe van het hoogkoor naar de zuidelijke kooromgang verplaatst. Het toenmalige kerkbestuur besloot daartoe omdat het vond dat het graf van een politiek figuur als Karel van Egmond niet op zo’n belangrijke plek in de kerk zou moeten staan en het de kooromgang als een passender plek voor zo’n werelds monument beschouwde.
Sinds einde 2021 staat de tombe weer op zijn oorspronkelijke plaats.

Onlangs gerestaureerd
Voordat de tombe op zijn oude en nieuwe plek is neergezet, is hij gerestaureerd.
Daarbij zijn de kleurverschillen die ontstaan zijn bij de restauratie na 1633, op opvallende plekken - bijv bij de neus en de punten van de kraag - weggewerkt. En zijn fouten die in 1963 bij de opbouw in de kooromgang waren gemaakt (er waren panelen op de verkeerde plek terecht gekomen en op de ene plek waren te lange tussenstijltjes geplaatst, en op de andere plek te korte, met als gevolg dat het geheel schots en scheef in elkaar zat met grote voegen) hersteld (“de puzzel is opnieuw gelegd”).
De beschadigingen zijn niet allemaal gerestaureerd. De vele krassen en letters die mensen ongetwijfeld stiekem in het praalgraf hebben gezet zijn óók onderdeel van de geschiedenis van het 500-jaar oude object, en daarom ongemoeid gelaten.

3d-model
Op de site sketchfab.com is het praalgraf in 3D te bekijken.

“Man in het kastje”

Het kastje aan een pijler bij de tombe bevat het beeld van de knielende Karel van Gelre met zijn originele harnas.

Toen Karel begraven was, werd er naar goed gebruik bij het graf een rouwbord opgehangen, en werd zijn harnas erbij geplaatst. Op ongeveer vijf meter bouwde men een soort houten frame, waar een pop werd neergezet die het harnas, de wapenrok en het zwaard van Karel van Gelre droeg. Dit heet een ‘votiefbeeld’. Al vijfhonderd jaar hangt het beeld daar, en wij kennen Karel dan ook als de man in het kastje.

Het beeld van Karel van Gelre in zijn harnas is een zeer bijzonder stuk. Onderzoek heeft uitgewezen, dat het een origineel toernooiharnas is.
En het is uniek2). In heel Europa is niet één votiefbeeld overgebleven met het harnas er nog bij.
Het is zelfs heel waarschijnlijk dat het harnas daadwerkelijk door Karel van Gelre is gedragen!

De verschillende onderdelen van het harnas horen overigens waarschijnlijk niet bij elkaar: als je heel goed kijkt zie je dat de randen van de armstukken anders zijn versierd dan de rand van het harnas.
Ook heeft de stof waarvan de wapenrok was gemaakt, de Tweede Wereldoorlog niet overleefd; daarom is de huidige rok een replica. Het originele zwaard is ook in de puinhopen verdwenen, dus ook het zwaard is een replica. Maar al met al ziet het beeld er nu net zo uit als het er vijfhonderd jaar geleden uitgezien moet hebben, en dat is erg bijzonder!

Bijzonder is ook dat niet alleen de drager van het harnas bekend is, maar ook de maker: het is in 1518 gemaakt en aan de Karel van Gelre geleverd door Jan Harnsmaker, Meester Harnasmaker, ook genoemd Jan van Calis.
Zijn grafzerk (zie de foto hiernaast) bevindt zich ook in de Eusebius, in de zuidelijke kooromgang (nr 58 op deze plattegrond).
Op de steen staat een in harnas geklede ridderfiguur met twee aan krullende riemen hangende, lege accolade-schilden, waarop de wapens van hem en zijn vrouw geprijkt hebben. Het randschrift luidt:
Int jaer ons Heren MD en XLIII den IX dach october starf meister Jan Harnasmaker / Int jaer MD XL den XXV dach october starf Stijn syn huisfrou. Bidt v. die sielen.3)

Na de oorlog is het harnas tussen het puin gevonden en daarna geheel gerestaureerd. De “man in het kastje” met het harnas werd na de restauratie in 1964 weer in de kerk teruggeplaatst.
Het beeld is in 2019 opnieuw gerestaureerd met de opbrengst van een crowdfundingsactie. Tijdens de restauratie in de kerkzaal logeerde het harnas in het Nationaal Militair Museum.

Grafkelder

Onder het koor van de kerk zijn 3 grafkelders te zien.

In een ervan liggen de overblijfselen van Karel van Egmond, Hertog van Gelre, in een langwerpige kistje de botten en in een vierkant kistje het hart.
Daar ligt ook een loden koker met een oorkonde die in 1963 bij de terugplaatsing van die lichamelijke resten in de kelder (zie hierna) is opgesteld en ondertekend door burgemeester Matser en C.D. Wolters, president-kerkvoogd van de Nederlandse Hervormde Gemeente te Arnhem.
De kelder is voorzien van het wapen van Gelre met de Gelderse en Gulikse leeuw.

Over deze stoffelijke resten is nog veel te vertellen:
Van het klooster Monnikhuizen, waar de ingewanden waren begraven, is na de Reformatie weinig overgebleven. De kloostergebouwen zijn weg, de graven - ook dat van Karel - zijn vrijwel alle verdwenen (de Stenen Tafel in park Klarenbeek is oorspronkelijk een grafzerk uit het klooster).
Van de aanwezigheid van het hart in de Broerenkerk, deel van het Minderbroedersklooster was men zich nadat de protestanten in 1578 de kerk hadden overgenomen, niet meer bewust. Het werd in 1630 bij toeval teruggevonden toen men het ogenschijnlijk lege graf weer in gebruik wilde nemen. Bij de afbraak van de Broerenkerk in 1805 is het loden kistje met het gebalsemde hart van Karel weer opgespoord en bij het stoffelijk overschot in de grafkelder in de Eusebiuskerk geplaatst.
Daarvoor moest men eerst op zoek naar de ingang van die grafkelder. Die bleek voor de tombe te liggen. Men vond toen (in 1805) ook de loden kist met de stoffelijke resten. Toen men bij de verplaatsing van de tombe in 1911 opnieuw de grafkelder inging, bleken de loden grafkist verdwenen (gestolen) en schedel en beenderresten door het graf verspreid te liggen. Die werden toen in een nieuwe loden kist gelegd.

Gedurende de oorlog zijn de loden kist met de beenderen en de schedel en de kleinere kist met het hart elders in veiligheid gebracht; na het einde van de strijd rustten zij in een gemeentelijke kluis. In 1963, toen de wederopbouw van de Eusebiuskerk - op de toren na - gereed was, zijn deze weer herbegraven in de grafkelder. Vanaf toen is de grafkamer te bezichtigen.

Naast de grafkelder van de hertog bevindt zich een grafkelder waarvan aangenomen wordt dat daarin de skeletten van drie neven van Willem van Oranje worden bewaard.
Zeker is dat deze ooit in de Eusebiuskerk begraven zijn; of deze skeletten van hen zijn staat niet vast.
De twee koperen gedenkborden, geplaatst tijdens een bezoek van Koningin Wilhelmina in 1924 op het hoogkoor verwijzen naar de Nassau’s.
Graaf Philips van Nassau kwam samen met zijn neef graaf Ernst van Solms (zoon van een zus van Willem van Oranje) om in een gevecht met Spaanse troepen bij de Duitse plaats Bislich in 1595.
Graaf Lodewijk Gunther van Nassau, stierf tijdens het beleg van Sluis in 1604.
Twee jaar later werd zijn echtgenote Anna Margaretha van Manderscheid in zijn grafkelder in de Eusebiuskerk bijgezet.


Bij de laatste verbouwing van de Eusebius zijn de voorheen separaat toegankelijke kelders met elkaar verbonden. Daarvoor moest de grafzerkenvloer in de kooromgang gedeeltelijk worden verwijderd. Bij de werkzaamheden stuitte men bij toeval op nog een grafkelder. Daarin bevindt zich ook een koperen grafkist. Bij onderzoek bleek dit de grafkelder te zijn van Georg Ripperda. Hij was raadsheer en president bij het hof van Gelderland. Van hem zijn ook een epitaaf en de grafzerk in de kerk te bewonderen.

Ook een deel van de fundamenten van de oude Maartenskerk zijn in de ruimte waarin deze grafkelders te zien zijn, zichtbaar.

Salvatorklok

De klok is in 1539 gegoten door de Arnhemse klok-en geschutsgieter, Willem Tolhuys; op het randschrift is dit te lezen.
Hij is versierd met prachtige friezen in renaissancestijl en voorstellingen in reliëf van onder meer “Christus als Salvator Mundiplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_bigWikipedia: Salvator Mundi (Redder van de wereld) is een motief uit het christendom. Het komt voort uit de christelijke leer, waarbij Christus door zijn kruisdood de wereld zou hebben gered (van de erfzonde). In de kunst wordt dit motief vaak vertolkt bijv door Christus af te beelden met in zijn linkerhand een bol die voorzien is van een kruis, en zijn rechterhand zegenend opgeheven.”, geflankeerd door Petrus en Paulus, “Maria met Kind” in een stralenkrans en “Christus aan het kruis” omgeven door wijnranken in de vorm van een apostelboom.
De Salvatorklok is een postume schenking van hertog Karel van Gelre. In 1538, het jaar van zijn overlijden, gaf hij opdracht om de klok te gieten.
Tijdens de beeldenstorm bleef de Salvatorklok (met de andere klokken) ondanks de roomse voorstellingen gespaard dankzij het feit dat zij van praktisch nut waren en bovenal onzichtbaar in de Grote Toren hingen.

Gebrandschilderde ramen

Van de vooroorlogse gebrandschilderde ramen zijn nog slechts enkele fragmenten bewaard gebleven. Het enig raam dat de oorlog had overleefd, is bij de aanvang van de restauratie zorgvuldig ingepakt maar daarna verdwenen! Momenteel zijn de vensters voorzien van blank glas. Behalve dan het gebrandschilderde raam in de Annakapel.

Op dat raam is de Bijbelse figuur Simon de Zeloot te zien en bewoners die een veilig heenkomen zoeken in een grot met daarboven de verwoesting van Jeruzalem afgebeeld. In het midden van de raam staat de tekst 'Hier zal geen steen op de andere blijven' uit Mattheüs 24, vers 2. De uitbeelding van de brandende stad en de vlucht voor oorlogsgeweld staan symbool voor het verwoeste Arnhem.
Dit raam is gemaakt door de Arnhemse 'stadsglazenier' Joop Janssen. Hij maakte het voor de Kleine Eusebius, als vervanging van de in WOII vernietigde Apostelramen.
Toen die kerk in 1985 buiten gebruik werd gesteld en in 1990 gesloopt, werd het dankzij de Stichting tot Behoud Ramen Kleine Eusebius (een particulier initiatief) gered. Na restauratie door Bas Beckers werd het in september 1994 geplaatst in de Annakapel van de Eusebiuskerk.

Vieringgewelf

Het vieringgewelf draagt de jaartallen 1529 en 1948; het jaar van de oorspronkelijke bouw en van de restauratie.

Klokken en Carillon

In de toren hangt op 37 m hoogte het zevengelui, bestaande uit klokken, die in 36 tooncombinaties kunnen klinken.
Van de luidklokken die voor de Slag om Arnhem in 1944 in de toren hingen, is er één, in 1477 gegoten door Gobel Moer en Geert van Wou, opnieuw in gebruik genomen.
Vier basklokken uit het vroegere Hemony-carillon, in 1650 gegoten door de Zutphense klokkengieters François en Pieter Hemony, functioneren nu als luidklok.
De andere twee luidklokken zijn rond 1960 gegoten door Petit & Fritsen, destijds klokkengieters te Aarle-Rixtel (tegenwoordig opgegaan in Koninklijke Eijsbouts te Asten).

Het carillon, dat op 59 tot 64 m hangt, is vrijwel geheel nieuw en in 1960 in Aarle-Rixtel gegoten. Het omvat nu 53 klokken en is daarmee een van de grootste klokkenspelen van West-Europa.
Bij de grote restauratie in 1994 werd het carillon uitgebreid met vier basklokken. Deze zijn gegoten door Petit & Fritsen. De zwaarste van deze vier heeft een diameter van 2465 mm en weegt maar liefst 9100 kg.
ZKH Prins Charles heeft ter gelegenheid van de restauratie van de Arnhemse beiaard in Engeland geld bijeengebracht om deze zware klok (een klinkende e-0) te bekostigen.
De opschriften van drie van de nieuwe klokken zijn teksten die verband houden met de 50ste herdenking van de Slag om Arnhem:

“Voor mensen is het goed te denken als een sterveling”
“A bridge too far, but never in vain”
“The best way to suppose what may come, is to remember what is past 1944-1994”


Wat is het weten waard?

Van Maartenskerk naar Eusebiuskerk

De parochiekerk van Arnhem was in de 13de-15de eeuw toegewijd aan Martinus, de Maartenskerk. Begin van de 15e eeuw liep het bezoek aan die kerk terug. De gelovigen in Arnhem gaven steeds meer de voorkeur aan andere kerken in de stad, zoals de nieuwere Kapittelkerk van de heilige Walburgis en de kloosterkerken. Daarmee liepen vanzelfsprekend ook de inkomsten van de benedictijnenabdij van Prüm in de Eifel (de Maartenskerk was een bezit van die abdij) sterk terug. Dat was een probleem.

Als eerste maatregel voor de oplossing daarvan gaf paus Martinus V in 1422 opdracht om de parochianen van Arnhem te dwingen hun bezoek aan andere dan de stadskerk te staken. Maar dat had onvoldoende effect.
Daarop werd besloten tot aanwijzing van een tweede kerkpatroon, de heilige martelaar Eusebius. De gedachte daarachter was dat door de komst van relieken van deze heilige de stad een pelgrimsoord zou worden en de parochie zou opleven en zeker ook dat zo meer inkomsten zouden worden gegenereerd.
Die relieken waren in het midden van de 9de eeuw op aandrang van keizer Lotharius I door paus Sergius II geschonken aan de abdij van Prüm (opmerking hierbij: keizer Lotharius is na zijn terugtrede als keizer monnik geworden in Prüm). Paus Nicolaas V gaf toestemming om die relieken van Prüm naar Arnhem over te brengen. Dat gebeurde in 1453 door Walram van Wamel, voormalig monnik uit Prum en in 1451 benoemd tot pastoor van Arnhem.
Die relieken waren destijds ter verering opgesteld in de hiervoor genoemde Eusebiuskapel.

Tenslotte nog over de naam van de kerk: had de kerk enige tijd twee patroonheiligen, in de loop der jaren werd Sint Maarten steeds minder als patroonheilige gezien en bleef alleen Sint Eusebius over.
En uiteindelijk verdween, allicht door de reformatie, ook het woord Sint en werd het de Grote of Eusebiuskerk.

Weetje
Op 22 augustus 1453, woensdag na Maria Tenhemelopneming en drie dagen voor de feestdag van Eusebius, betaalden de burgemeesters van Arnhem een drinkgeld aan de pastoor voor 42 mannen,

'als hy hier Sante Eusebium had gebracht'.


Vervolgens zonden op 1 oktober 1453 burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem een brief aan de abt en het convent van Prüm om hen te danken voor het feit dat zij

'onse kirche ende stat verluchtet ende verciert hebben mit enen duerbaren schatt, als mit den weerdigen gantschen lichaem des heiligen martelers Eusebii, ende voele particulen ende stucken van anderen weerdigen'.


Kerkhof

Aan de noordkant van de kerk (tegenwoordig de terrassen van Dudok en Arnhems Meisje) was er tot 1783 het oude kerkhof. Een laag muurtje scheidde het kerkhof van de steeg ernaast: de Kneckelsteghe. Op de hoek voor Dudok stond het knekelhuis.

In 1783 was het kerkhof vol. Toen de eerste overledene buiten de stadsmuren begraven zou worden, ontstond er een volksoproer dat dagen duurde. Buiten de stadsmuren werden oorspronkelijk alleen misdadigers begraven. Met het weer opgegraven lijk is door de stad gezeuld.

Rond de kerk en op het kerkhof hebben in de zomer van 2017 uitgebreide opgravingen plaatsgevonden. Resten van oude bebouwing, stukken van de oude bedding en vele skeletten, waarvan de oudste waarschijnlijk uit de 15e eeuw dateert. Ook knekelputten zijn aangetroffen. Vele bigbags met botten zijn herbegraven aan de westzijde van de kerk. Een aantal complete skeletten zijn voor onderzoek naar Leiden gebracht. Plaats en diepte is steeds zorgvuldig genoteerd. Een schat aan informatie zal uit dit materiaal t.z.t. verkregen kunnen worden.

De herbouw na de verwoesting in de Tweede Wereldoorlog

Over de herbouw liepen de meningen nogal uiteen. Sommigen (waaronder burgemeester Matser) wilden de ruïne laten staan als een oorlogsmonument, zoals ook in Britse en Duitse steden was gedaan. Maar de meeste Arnhemmers wilden de Eusebius weer terug hebben.
Het restauratieplan werd gemaakt door ir. B.T. Boeyinga. Als uitgangspunt diende daarbij het restauratieplan van Boerbooms uit 1895 en de metingen die deze daarvoor had gedaan.

Restauratie

Het skelet van de toren is van beton. Dit is bij de herbouw na de verwoesting in de oorlog bekleed met het relatief goedkope, zeer zachte Thüringer tufsteen.
Dat had grote gevolgen. Al in 1973 kwam een onderdeel (ribsegment) van het gewelf in de kerk naar beneden. Vanaf het midden van de jaren zeventig stond er een hekwerk rond de toren om omstanders te beschermen voor eventueel vallende stenen.
In 1988 werd – onder andere door alpinisten – een onderzoek gedaan naar de staat van de kerk, ter voorbereiding van de restauratie van 1991 tot 1994. Toen zijn met name pinakels en balustrades van Ettringer Tufsteen vervangen door een andere steensoort (Peperino Duro uit Italië).
In 2005 en 2007 kwamen opnieuw kleine brokstukken van de kerk (toren) naar beneden. Na een provisorische afzetting is in 2009 besloten een steiger om de gehele toren te plaatsen die enerzijds tot doel had eventueel vallende onderdelen op te vangen en anderzijds de kans bood voor een grondig onderzoek van het hele gebouw. Daarbij bleek de natuursteen zoveel scheuren te vertonen, dat vervanging door een betere kwaliteit zandsteen noodzakelijk is geworden.
In 2019 zijn deze restauratiewerkzaamheden afgerond.

Naast de werkzaamheden aan de toren heeft ook de rest van het imposante bouwwerk een restauratie ondergaan die vele miljoenen euro’s heeft gekost, ca € 27 miljoen. Hieraan heeft de rijksoverheid voor een belangrijk deel bijgedragen. Ook de gemeente Arnhem heeft vanaf 2016 een structurele bijdrage geleverd, evenals de Provincie Gelderland. Daarnaast zijn er fondsen en sponsoren gevonden voor de resterende benodigde gelden.

Kerkplein

Het kerkplein was oorspronkelijk volgebouwd Bij de wederopbouw is er voor de toren een plein gecreëerd, waardoor de kerktoren in het zicht kwam. Nu is het weer bebouwd met een appartementengebouw en het Focus Filmtheater. Dit laatste is zo gebouwd dat het de suggestie van een straatje met zicht op de toren oproept.

Rijksmonument

De Eusebiuskerk is aangewezen als rijksmonument.
Op de site Rijksmonumenten.nl vind je foto's.

Arnhems Uurtje Cultuur

Onder de naam “Arnhems Uurtje Cultuur” maakt Rozet binnen het Kunst 55+ project YouTube-filmpjes met allerlei interessante onderwerpen over cultuur, taal en erfgoed.
In deze aflevering neemt Anneke van der Griend, destijds gids in de Eusebiuskerk, je mee langs een aantal belangrijke punten in de kerk (08:54 – 23:54).


Literatuur / websites

  • De Sint-Eusebiuskerk te Arnhem, bouwsculptuur en bouwgeschiedenis, Elizabeth den Hartog en Ronald Claudemans, Uitgeverij W-Books
  • De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem, IJkpunt van de stad, A.G. Schulte, Uitgeverij Matrijs
1)
meer hierover is te lezen bij het Meertens instituut.
3)
Meer informatie over Jan Harnsmaker en zijn grafzerk is te vinden op de website Grafzerken Eusebius
eusebiuskerk.1735657748.txt.gz · Laatst gewijzigd: 2024/12/31 16:09 door wim