Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


joden_in_arnhem

Joden in Arnhem

De Joodse gemeenschap Arnhem

De Joodse gemeenschap in Arnhem is een van de oudste van de Noordelijke Nederlanden.
Na eeuwenlange verspreiding en omzwervingen bereikte het joodse geloof Arnhem aan het begin van de 13e eeuw. Zo werd er al in 1237 melding gemaakt van Joodse bewoners in Arnhem.
In 1583 kreeg een niet met name genoemde Jood het burgerrecht van Arnhem.
Daarna wordt heel lang geen melding meer gemaakt van Joden.

Lang verkeerden de Joden in een dubieuze positie. Zij genoten weliswaar bescherming van het stadsbestuur maar mochten geen geld lenen aan christenen, waren verplicht een kenteken te dragen (een soort Davidster avant la lettre) en voor hen golden een groot aantal beperkende maatregelen.
In 1349 werden de Joodse inwoners gevangen genomen en werd hun bezit verbeurd verklaard. De aanleiding daarvoor was het uitbreken van een pestepidemie waarvan de Joden door de magistraten in die tijd gezien als de veroorzakers ervan.
In 1737 kregen de eerste Joodse bewoners politiek rechten; erediensten mochten toen gehouden worden, maar wel nog in privé-huizen.
In 1756 werd de Joodse gemeente officieel erkend door het stadsbestuur en kwam er een nieuwe synagoge in de Nieuwe Walstraat.
Pas met de komst van de Franse bezetters, begin 19e eeuw, raakten de Joden meer geëmancipeerd.

De geschiedenis van de huidige Joodse gemeente in Arnhem begint pas in de 18de eeuw. Enkele tabaksfabrikanten en -handelaren vestigden zich toen met instemming van het stadsbestuur in Arnhem, Jacob Ezechiels Cohen, stammend uit een bekende Amersfoortse familie van Joodse kooplieden, en de broers Samuel en Izaak Palache alias van der Zee. Deze laatste twee kregen in 1705 toestemming van het stadsbestuur een tabaksspinnerij op te richten mits daar ook christenen werkzaam mochten zijn.

In de 19e eeuw groeide en bloeide de Joodse gemeente in Arnhem. De stad werd daarom in 1881 aangewezen als plaats voor de Hoofdsynagoge van het Synagogaal Ressort en als zetel van het Opperrabbinaat van Gelderland. Deze functie werd tot dat jaar door Nijmegen bekleed.

Hoeveel Joden woonden en wonen er in Arnhem?
De Joodse gemeenschap groeide in de 19e eeuw snel. In 1808 waren er 165 personen van Joodse afkomst in Arnhem. Tussen 1830 en 1880 groeide de gemeente van 200 naar 1200 leden.
Vanaf 1933 tot het begin van de Tweede Wereldoorlog vluchtten veel Joden vanuit Duitsland naar Nederland vanwege de nazi-dreiging en kwamen o.m. in Arnhem terecht, als gevolg waarvan het aantal Joden in Arnhem steeg naar 1894 Voljoden, 207 Halfjoden en 76 Kwartjoden (terminologie van de nazi’s) in 1941.
In de oorlog zijn er daarvan ongeveer 1500 omgekomen (zie hierna).
Als gevolg van vertrek en ontkerkelijking daalde het ledenaantal van de Joodse gemeente te Arnhem echter drastisch, van zo'n 450 in 1946 tot ongeveer 80 op dit moment.
Door dit lage ledenaantal is het moeilijk om minjanplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_bigHet aantal van tien joodse mannen van dertien jaar of ouder dat nodig is voor bepaalde gebeden en daarmee ook voor een synagogedienst. te maken. Soms worden daarom Hoge Feestdagen samen met de Nederlands-Israëlitische Gemeente Stedendriehoek Apeldoorn, Deventer en Zutphen gevierd.
In 1965 is een tweede joodse gemeente opgericht: de Liberaal joodse Gemeente Arnhem (tegenwoordig LJG Gelderland). Ze zijn begonnen met twintig gezinnen en inmiddels zijn zo’n zeventig gezinnen lid. Tegenwoordig is de LJG gehuisvest in de oude gerestaureerde sjoel in Dieren.

Een synagoge in Arnhem

Door Jodenvervolging in de middeleeuwen en beperkte rechten in de eeuwen erna, konden joden in die tijd geen eigen gebedshuis realiseren.
In 1709 verwierven de broers Pallache twee tegenover elkaar gelegen huizen in de Molenstraat. In een ervan werd een synagoge ingericht, waar diensten werden gehouden volgens de Sefardische rite.
Na het verdwijnen van de familie Palache werden de diensten gehouden in de huizen van achtereenvolgens Jacob Ezechiels Cohen en diens zoon Salomon. Ook werden er wel huizen gehuurd en tot synagoge ingericht. Daar werden de diensten gehouden volgens de Asjkenazische rite.
In 1769 mocht men een synagoge inrichten in een pand aan de toenmalige Nieuwe Walstraat.
In 1782 verhuisde deze synagoge naar een ruimer gebouw achter de Velperpoortmuur, de tegenwoordige Velperpoortlangsstraat.
In 1799 werd de synagoge gehuisvest in drie panden op de hoek van de Kerkstraat en de Bentincksteeg.
In 1853 werd het gebouw van de huidige synagoge in de Pastoorstraat in gebruik genomen.

Andere joodse gebouwen in Arnhem

Naast de synagoge aan de Pastoorstraat waren er nog enkele belangrijke joodse gebouwen in Arnhem.

Het rabbinaatshuis en de joodse godsdienstschool,
aan de Kippenmarkt

In de school werd op woensdagmiddag en zondagmorgen lesgegeven. Er waren voor de oorlog drie klaslokalen.
In de oorlog is dit gebouw door de Duitsers gebruikt voor de opslag van in beslag genomen radio’s.








Een Mikwe, een joods ritueel badhuis,
aan de Kerkstraat.

Beth Mikloth Lezikno een Joods bejaardenhuis, opgericht in 1874, aan de Achterweg.
Het bestond uit zeven huisjes en een eet- en ontvangstzaal.
In 1900 verhuisde de instelling naar de Markt.

Met de razzia van 10 december 1942 werden de zestig bewoners en twintig Joodse personeelsleden gedeporteerd. De enige overlevende van het Beth Mikloth Lezikno is mevrouw Meijer die twee dagen voor de fatale datum onderdook.

In 1960 werd aan de Beekstraat het Joodse verzorgingshuis Beth Zikna geopend.
In 1985 werd op dezelfde plaats nieuwbouw gerealiseerd na een fusie met een rooms-katholiek verzorgingshuis, onder de naam Huize Kohlmann – Beth Zikna. Er waren toen vijfentwintig Joodse bewoners.
In 1998 sloot Beth Zikna definitief zijn deuren.

Joodse begraafplaatsen

De Joden van Arnhem begroeven hun doden aanvankelijk in Huissen en in Wageningen, waar ook al vroeg Joodse inwoners geweest zijn.
In 1755 werd de joodse begraafplaats De Sandberg aan de Utrechtseweg / Onderlangs vlakbij het huidige Museum Arnhem. Deze begraafplaats was in gebruik tot 1827. Er zijn daar nog enkele grafzerken te zien. De meest bekende daarvan is die van Nathan de Bruin, die te Arnhem werd geboren en er ook stierf. Hij was getrouwd met Jetje Hijman van Minden. Hij overleed op 29 december 1827 om 10.00 uur in zijn huis in de Oeverstraat op 85-jarige leeftijd. En hoewel al op 25 april 1827 bij raadsbesluit grond was aangewezen voor een nieuw kerkhof, De Valk, werd Nathan nog op de oude plek begraven.
Daarna werd de begraafplaats De Valk ingericht (1827-1858), aan de Utrechtseweg tussen Bellevue en de Brugstraat. Het was een particulier kerkhof en behoorde toe aan de familie Prins.
In de periode van 1858 tot 1866 was er ook een begraafplaats in gebruik aan het huidige Talmaplein, Onder de Linden.
In 1864 werd het joodse gedeelte van begraafplaats Moscowa aangelegd. Na de ruiming van de De Valk en Onder de Linden werden de resten naar Moscowa overgebracht. Deze begraafplaats is nog steeds in gebruik.

Joodse ondernemers

Joden in Arnhem mochten vóór de 19e eeuw geen lid worden van de gilden. Maar vanaf toen waren zij goed vertegenwoordigd in de handel.

De grootste Arnhemse Joodse ondernemer was ongetwijfeld Jacques Coenraad Hartogs (1879-1932).
Hij was in 1913 de oprichter van de ENKA (Eerste Nederlandse Kunstzijdefabriek Arnhem).

In 1895 startte Simon Hijman Jzn. (1871-1944) een boekhandel aan de Koningstraat 64.
In 1919 ontstond na een fusie Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande NV. Naast boekhandel was Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande uitgever van eigentijdse literatuur.
Dit bedrijf is de voorloper van Boekhandel Hijman Ongerijmd aan de Grote Oord / Jansstraat.

De Joden in de Tweede Wereldoorlog

De Arnhemse Joodse gemeenschap bestond dus bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog uit zo’n 2.000 zielen. Daarvan hebben er 1.500 de oorlog niet overleefd. De sjoaplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big Het Hebreeuwse woord sjoa betekent letterlijk 'catastrofe' en 'vernietiging'. In de context van de Tweede Wereldoorlog wordt de systematisch uitroeiing van zes miljoen Joden bedoeld. heeft grote gevolgen gehad voor de Arnhemse Joodse gemeenschap.
Na de Duitse inval in 1940 begint de ellende voor de Joden met kleine pesterijen. Joden mogen bijvoorbeeld niet meer in Sonsbeekpark komen. Of een ijsje kopen bij de beroemde ijssalon Trio. Het getreiter wordt al snel grimmiger. Joodse gemeenteambtenaren worden ontslagen. Joden mogen hun beroep niet meer uitoefenen. Er komt ook geweld. In 1941 worden Joodse winkels geplunderd en wordt geprobeerd de synagoge in brand te steken.
Daarna beginnen de deportaties naar werkkampen en vernietigingskampen. De synagoge dient daarbij als verzamelplaats voor Joden uit heel Gelderland. Tijdens de bezetting werd het merendeel van de Arnhemse Joden naar de concentratiekampen in het oosten gedeporteerd en vermoord. In november 1942 vond de grootste deportatie. De datum 17 november 2019 is dan ook gekozen als datum voor de onthulling van het gedenkteken waar deze slachtoffers worden herdacht.

Herdenking van de Joodse slachtoffers

De Joodse slachtoffers worden op verschillende plaatsen in de stad op verschillende manieren herdacht.

Op de Kippenmarkt/Jonas Daniël Meijerplaats is er het Joods Monument.

In verschillende straten in de stad zijn Stolpersteine, ook bekend als struikelstenen, te vinden.
Stolpersteine vormen een over geheel Europa verspreid monument voor de slachtoffers van het nationaalsocialisme. Deze gedenktekens zijn aangebacht in het trottoir voor de vroegere woonhuizen van mensen die door de nazi's verdreven, gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord gedreven zijn. De Stolpersteine herinneren aan Joden, Sinti en Roma, politieke gevangenen, dienstweigeraars, homoseksuelen, Jehova's getuigen en gehandicapten.
De steentjes zijn van beton. Bovenop zit een messing plaatje, waarin de naam, geboortedatum, plaats en datum van het overlijden zijn aangebracht.
De initiatiefnemer, de Duitse kunstenaar Gunter Demnig, plaatste de eerste Stolperstein in Keulen op 16 december 1992.
In Arnhem zijn tot nu toe achtendertig struikelstenen aangebracht (waarvan één blanco!) op zestien adressen, bijv op de Wielakkerstraat nr 34 en nr 40. Alle adressen vind je hier.

Verschillende wijken hebben ook initiatieven genomen om de omgekomen buurtbewoners te herdenken.

  • In het Spijkerkwartier vinden we de Tijdelijke struikeltekens
  • Op de website van Sint Marten Sonsbeek wordt het digitaal monument ‘Om niet te vergeten’ gebouwd. Dit zal de vorm krijgen van een plattegrond waar naast alle namen en adressen verhalen te lezen zijn over de Joodse buurtgenoten.
  • In veel wijkkranten hebben verhalen gestaan en is informatie vermeld over verdwenen Joodse wijkgenoten. Dit alles is hier bij elkaar gebracht.

Wat is verder het weten waard

"Dit is Arnhem" en meer

In de serie “Dit is Arnhem” heeft Ster van Kooten een uitzending gewijd aan de Joden in Arnhem:


De Ridders van Gelre hebben de Joden in Gelderland behandeld.


Jodenbuurt en Jodenhoek

In het gebied van en om de 7 Straatjes lagen altijd wel (vrijwel) alle Joodse gebouwen. Bovendien woonden daar veel Joden.
Daarom werd het gebied van de 7 Straatjes wel de Jodenbuurt genoemd en het gebied van de Kerkstraat, de Bentinckstraat en de Wielakkerstraat de Jodenhoek\\.

Sefardische en Asjkenazische Joden

De eerste Joden die zich blijvend in Nederland vestigden, waren afstammelingen van Spaanse en Portugese Joden. In 1492 werden de Spaanse Joden onder druk van de inquisitie voor de keus gesteld zich tot het katholicisme te bekeren of het land te verlaten. Veel Joden vluchtten naar Portugal.
In 1536 werd ook in Portugal de Inquisitie ingesteld. Dat was voor veel van de Joden een reden het land te ontvluchten, onder meer naar Brazilië en Frankrijk. Ruim een halve eeuw later kwamen sommigen van hun afstammelingen als kooplieden naar de Republiek der Verenigde Nederlanden. Zij vestigden zich in Amsterdam, van waaruit zij, onder meer via Lissabon, handel dreven in suiker en tabak uit Brazilië en diamant, specerijen en katoen uit India.
Gezien hun gemengde Spaans-Portugese afkomst worden zij Sefardische Joden genoemd, naar het Hebreeuwse voor Iberisch Schiereiland, Sefarad. Ook wordt de term Portugese Joden gebruikt om hun afkomst.
De taal van de Sefardische Joden is het Ladino, een aan het Spaans verwante taal met veel Hebreeuwse woorden. Deze taal is echter bijna uitgestorven: Sefardische Joden spreken nu voornamelijk (in Israël) Modern Hebreeuws en ook in andere landen de landstaal.

Rond 1630 kwamen Joden uit Midden- en Oost-Europa naar Nederland. Zij waren gevlucht voor het geweld van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) en voor de vervolgingen van de kozakkenhoofdman Chmielniki in Polen in 1648.
Zij worden Asjkenazische Joden genoemd naar het Hebreeuwse woord voor Duitsland Asjkenaz of ook Hoogduitse Joden naar de taal die in hun oorspronkelijke woongebied werd gesproken.
Deze Joden spraken Jiddisj, een vroege vorm van Duits gemengd met Hebreeuwse, Slavische en Romaanse woorden en in Hebreeuwse letters geschreven.

De Portugese en Hoogduitse Joden brachten zeer verschillende culturele achtergronden mee. Zij spraken een verschillende taal en vormden ook in sociaal opzicht verschillende groepen. Voor de buitenwacht telde echter voornamelijk hun gemeenschappelijke religie en werden ze als één (geloofs)gemeenschap gezien.
De Sefardische Joden stonden in West-Europa vaak meer in aanzien dan de Asjkenazim, de Joden uit Oost-Europa. De Sefardim speelden een rol in bankwezen en wetenschap. Een aantal van hen werd in de adelstand verheven.

Literatuur / Websites

1)
het kan lang duren voordat het tijdschrift verschijnt
joden_in_arnhem.txt · Laatst gewijzigd: 2023/10/30 09:08 (Externe bewerking)