Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


duivelshuis

Duivelshuis / Maarten van Rossemhuis

Het Duivelshuis stamt uit de 15e eeuw, en is gebouwd op een plek waar daarvoor een hofstede (stadboerderij) stond.
In 1539 kocht Maarten van Rossem het huis uit de boedel van de overleden Karel van Egmond, die het een kleine 20 jaar eerder had verworven uit de bezittingen van het klooster Mariëndaal.
Hij liet het ingrijpend verbouwen tot een stadspaleis met een rijk versierde straatgevel in de door hem zo geliefde Renaissancestijl. De bouwmeester was vermoedelijk Arndt Johanns toe Boecop, die rond 1550 de verbouwing afrondde.

In 1828 werd het Duivelshuis aangekocht door de gemeente Arnhem, die op zoek was naar een nieuw onderkomen. Stadsarchitect Antony Aytink van Falkenstein heeft een verbouwingsplan opgesteld, dat in 1830 in uitvoering werd genomen. Sinds 1830 dient het gebouw als (onderdeel van het) raadhuis.
In 1890 werden er nieuwe plannen gemaakt omdat er ruimtegebrek ontstond. Er werd gekozen voor verbouwing van het toen bestaande stadhuis en het ernaast gelegen Huis Smits aan de Koningstraat. Architect C. Muysken uit Amsterdam maakte een totaalontwerp voor de beide gebouwen. Het Duivelshuis kreeg toen een neorenaissance-uiterlijk, wat rond 1900 heel gebruikelijk was. Het werd beschouwd als een bouwstijl die verwees naar de hoogtijdagen uit de vaderlandse geschiedenis.
Na de Tweede Wereldoorlog diende als gevolg van de verwoestingen een plan te worden gemaakt voor een nieuw stadhuis waarbij het amper beschadigde Duivelshuis zou worden betrokken. Voor de restauratie die toen is uitgevoerd, werden de plannen gemaakt door architect W.H. Tiemens van de Dienst Gemeentewerken, in overleg met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Dat plan verscheen in 1964. De bouwwerkzaamheden vonden plaats tussen 1965 en 1968. Bij die restauratie is het Duivelshuis door middel van een gang verbonden met het nieuwe stadhuis.

Momenteel is in het Duivelshuis de werkkamer en het kabinet van de burgemeester ondergebracht, evenals de vergaderkamer van het College van B & W.

Wat is er te zien?

Buiten

Architectuur

Het Duivelshuis is nu een gebouw in de Neorenaissancestijl van rond 1900.
De Renaissancestijl van Maarten van Rossem was bij verbouwingen geheel verdwenen. Maar bij een restauratie van het begin van de 20e eeuw is die – in de stijl van toen, de Neorenaissance – voor een groot gedeelte weer teruggebracht. Bij de restauratie van 1965 zijn vervolgens onderdelen die “historisch minder verantwoord waren” verbeterd.

Het aanzicht

Het Duivelshuis is deels een tweelagig, en deels een drielagig gebouw. Het huis heeft links tegen de voorgevel een smalle driezijdige, drielaagse erker op zuiltjes. Geheel rechts aan deze gevel bevindt zich een driezijdig gesloten, drielaags hangende erker boven drie natuurstenen halfronde steunbogen.

Saters

Tegen die steunbogen bevinden zich drie atlanten in de gedaante van saters. Een sater is een halfgod uit de Griekse en Romeinse mythologie met hoorns en bokkenpoten. Ze zijn origineel en afkomstig uit de 16e eeuw. Die saters werden al gauw door de Arnhemmers aangezien voor duivels. Het Duivelshuis dankt hieraan zijn naam. In de jaren 30 van de 20e eeuw zijn deze beelden gedeeltelijk in houten kastjes “verpakt” geweest om aantasting tegen te gaan. Aan het eind van die eeuw zijn de beelden enige tijd verwijderd geweest, gerestaureerd en geïnjecteerd met een kunststof om verdere erosie te voorkomen.
Boven de saters zitten kraagstenen met de gebeeldhouwde koppen (van Maarten van Rossem ?).

De (grote) erker

De middenpilaster van de erker bezit ter hoogte van het fries boven de vensters van de eerste verdieping een beeld van een bebaarde edelman (vermoedelijk een buste van Maarten van Rossem).
Op de bekroningen van de erker bevinden zich siervazen en het grote hoekbeeld op de tophoek van de zuidwesthoek stelt een landsknecht/soldaat voor.
Op het balkon staat het wapen van Maarten van Rossum afgebeeld.
De (nieuwe) natuurstenen lijst aan de onderzijde van de hangende erker bevat de, in laagreliëf gehouwen wapens van de hoofdsteden van de vier kwartieren van het hertogdom Gelre en een spreuk van Van Slichtenhorst:

“Nijmegen de Oudste - Roermond de Stoutste - Zutphen de Rijkste - Arnhem de Genoeglijkste”


Het grote hoekbeeld op de tophoek van de zuidwestgevel stelt een landsknecht/soldaat voor. Op het balkon staat het wapen van Maarten van Rossem afgebeeld.

De (kleine) erker

Op de erker staan een Romeinse man en vrouw.

De westgevel

Tussen de beide erkers bevinden zich aan de westgevel zes traveeën, die gescheiden zijn door pilasters. Alle traveeën worden in de kap bekroond met een stenen dakkapel.
Op de meest linkse traveeën van de gevel, is een herinneringssteen van de restauratie in 1898 ingemetseld. Deze steen bevat de tekst:

“Senatus Populusque Arnhemiensis Has Aedes Martini Rossemii, Marescali Gelri. Aº D¹ CDDCCCXXX, ad Magistratus Usum Dedicatus AºD¹ CDDXCVIII Renovarunt”
“Senaat en Volk van Arnhem hebben dit gebouw van Maarten van Rossem, maarschalk van Gelderland, in het jaar 1830 bestemd voor gebruik van het gemeentebestuur in het jaar 1898 gerestaureerd”


Boven de vensters zijn dubbele ronde en driehoekige frontons zichtbaar met schelpvulling (rocaille).
Tussen de dakkapellen staat een zestal beelden.Van links naar rechts zijn dat eerst Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519), vervolgens zijn zoon Philips de Schone (1478-1506) en daarna zijn kleinzoon Karel V (1500-1558). Zij waren alle drie hertog van Bourgondië en lid van de Habsburgse familie.
De twee volgende beelden zijn die van de laatste twee hertogen van Gelre. Eerst Karel van Egmond (1467-1538) en daarnaast Willem van Gulik (1516-1592), bijgenaamd De Rijke.
De rij beelden wordt afgesloten door Maarten van Rossem (1490-1555), veldheer in dienst van de hertogen van Gelre en uiteindelijk van Karel V.

De oostgevel

De oostgevel van het gebouw wordt bekroond met een trapgevel.

De zuidgevel

Tegen de zuidgevel is, na de afbraak van het aanliggende huis, in 1901 een natuurstenen balkon geplaatst met rondboogdoorgangen.
Op de hoeken staan overhoeks geplaatste basementen, waarop een lantaarn met smeedijzeren decoraties. Onder het balkon zijn graatgewelven met sluitstenen aangebracht. Deze zijn gelijk aan die, welke zich bevonden bij de ingang van het voormalige poortje onder de erker van de zuidvleugel. Deze vroegere ingang is nu aan de westzijde deels dichtgemetseld en deels afgesloten met een siersmeedijzeren hekwerk. Aan de oostzijde is de doorgang nog steeds vrij.
De dakkapellen zijn onderling verbonden door een gemetselde borstwering.

Sluitstenen

Onder de gewelven van het balkon van het Duivelshuis bevinden zich vier sluitstenen. Deze beelden de liefde, de vrijgezel, de dood en de geboorte uit.
Hoewel deze stenen alle worden toegeschreven aan de beeldhouwer Willem Retera (1858-1930) is dit waarschijnlijk onjuist. De stenen vertonen onderling stilistische verschillen en zijn ook in twee verschillende types zandsteen uitgevoerd. De liefde en de vrijgezel stammen waarschijnlijk nog uit de tijd van Maarten van Rossem. Hierbij is Baumberger zandsteen gebruikt. De liefde heeft overeenkomsten met het werk van de 16e-eeuwse beeldhouwer Arnt van Tricht.

Binnen

De inrichting

Na de restauratie tussen 1965 en 1968 is het Duivelshuis ingericht met meubels en voorwerpen passend bij het historisch karakter van het gebouw. Daarover is met diverse musea en instellingen overleg geweest.

Schouwpartijen

In het Duivelshuis bevinden zich in een aantal vertrekken schouwpartijen. Zij stammen overigens niet uit de tijd van Maarten van Rossem.
De schouw in het kantoor naast de Schepenzaal stamt uit 1898 en heeft en tegeltableau uit hetzelfde jaar. Dit bevat een gezicht op de stad Arnhem in de 17e eeuw.
De schouw in de Schepenzaal is een neorenaissance-schouw uit de 18e eeuw, en is afkomstig uit het perceel aan de Bakkerstraat 36. Het is een eikenhouten schoorsteen, rustend op 2 marmeren halfronde zuilen, consoles en voet van hardsteen. Hij is in bruikleen van het Gemeentemuseum.
In de Burgemeesterskamer staat een renaissance-schouw uit de 17e eeuw, ook afkomstig uit het perceel aan de de Bakkerstraat 36. Het is een eikenhouten schoorsteen, waarop 6 gesneden engelenkoppen en vruchtenranken rustend op twee zandstenen caryatiden, met links een man en rechts een vrouw, een console op het hoofd. De schouw was in 1910 geschonken door de heer Traanboer aan het Gemeentemuseum, dat hem in bruikleen heeft gegeven.

Deur en kozijn van de burgemeesterskamer

De deur en het kozijn van de burgemeesterskamer zijn ook afkomstig uit pand Bakkerstraat 36.
De deur is een 17e eeuwse gebeeldhouwde deur van eikenhout; de panelen zijn met ebbenhout gefineerd. Op de zuilen en de voet van het kozijn zijn gebeeldhouwde leeuwenkoppen.

Glas-in-lood-ramen

Naast ‘gewone’ glas-in-lood-ramen in alle ramen in de gevel van het Duivelshuis zijn in de bovenlichten van de schepenzaal kastelen of heerlijkheden van Maarten van Rossem afgebeeld.

Sinds 1830 is de traditie om een blijvende herinnering achter te laten in het Duivelshuis aan een aftredende burgemeester. Dat gebeurt door een speciaal glas-in-loodraam in de burgemeesterskamer van het Duivelshuis. Het zijn er 17, van onder andere de burgemeesters Pels Rijcken, De Geer, De Monchy, Bloemers, Matser en Krikke. Alle ramen zijn hier te zien.
Het meest opvallende is ongetwijfeld het raam van Matser, gemaakt door Joop Janssenplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_bigJoop Janssen heeft ook de 12 ramen van voor de oorlog gerestaureerd en passend gemaakt voor de nieuwe kozijnen. Er zijn veel werken van zijn hand in Arnhem te vinden. Zie Arnhem uit de Kunst, Theo Brink, Uitgave Hijman Ongerijmd. Opvallend omdat het het eerste raam is dat geen familiewapen weergeeft (Matser heeft er door zijn eenvoudige Klarendalse komaf natuurlijk geen), maar vooral door de afbeelding.
Het geeft weer het kapotte en het herrezen Arnhem:
- de toren van de Eusbiuskerk aan het einde van de oorlog én gerestaureerd,
- het herdenkingsmonument,
- een brandende stad en een kapotte Rijnbrug
- en het Duivelshuis en andere gebouwen in volle glorie hersteld.

Boven in het trappenhuis is het zogenaamde Bevrijdingsraam van Johan Mekkink geplaatst. Dit gedenkraam uit 1960 herinnert aan onderdrukking, verzet en bevrijding in de periode 1940-1945.

Restauratie interieur

De aansluiting van het Duivelshuis met de nieuwbouw die tussen 1965 en 1968 is uitgevoerd, vereiste een belangrijke ingreep van alle vloeren. Daarbij diende de vloerconstructie voor een deel te worden vervangen, van met hout beklede ijzeren liggers naar balklagen van eikenhouten moer- en kinderbalken1).
Om de verbinding met het nieuwe stadhuis te maken, werd een geheel nieuw centraal trappenhuis gebouwd.

Kelders

Het Duivelshuis is met twee kelders onderkelderd.
De kelders zijn gelegen onder het kantoor naast de Schepenzaal en onder de personeelsingang.
De eerste is nog geheel origineel.
In verband met de bouw van het nieuwe trappenhuis werd een nieuwe kelder aangelegd. Onder de personeelsingang werd de kelder opnieuw uitgegraven en van een nieuw tongewelf voorzien, Dit ook als versterking van de bestaande funderingen.
Deze raadskelder wordt tegenwoordig vaak als receptieruimte gebruikt.

Kapconstructie

Bij de restauratie van het Duivelshuis in 1898 werd de kapconstructie grotendeels vernieuwd. Ingrepen die in 1830 waren uitgevoerd, werden weer teniet gedaan. In 1965 vond een volgende verbouwing plaats na de noodzakelijke aanpassingen bij de restauratie na de Tweede Wereldoorlog. De dakbedekking werd vervangen en er werden nieuwe dakkapellen geplaatst. Het onderste deel van de kapconstructie bestaat uit eikenhouten dekbalkjukken, die uit de tijd van Maarten van Rossem stammen. Ze bestaan uit twee goed van elkaar te onderscheiden groepen. De eerste groep staat in de langskap (evenwijdig aan de Koningstraat) en heeft gekraste telmerken2). De tweede groep staat daar haaks op en heeft gehakte telmerken. Ze kunnen een licht laten schijnen op de ouderdom van het huis. Uit dendrochronologisch onderzoek van het hout van de constructie blijkt dat de gebruikte boom in 1545 is gekapt. Een ander onderzoek, iets minder betrouwbaar, geeft 1542 aan.

Wat is het weten waard?

Naam Maarten van Rossemhuis

De naam Maarten van Rossemhuis herinnert uiteraard aan de periode, dat Maarten van Rossem, veldheer en maarschalk van de hertog van Gelre, eigenaar was van het huis (1538 –1555).

Naam Duivelshuis

Het Duivelshuis dankt zijn naam aan de saters.
Er zijn verschillende verhalen in omloop waarom Maarten van Rossem deze saters op zijn huis liet aanbrengen.
Het eerste verhaal is dat het Arnhemse stadsbestuur het Van Rossem verbood om de stoep voor het huis niet met stenen, maar met zilveren geldstukken te plaveien. De veldmaarschalk was zo kwaad over dit verbod dat hij als wraak de duivels liet aanbrengen om zo het bestuur en de bevolking schrik aan te jagen.
Een tweede verklaring is dat Van Rossem een tegenwicht wilde bieden aan de vrome afbeeldingen op de Grote of Eusebiuskerk.
Een volgende uitleg is dat de beelden zijn geplaatst als symbool voor Maarten van Rossem zelf. Op zijn veldtochten zaaide hij dood en verderf, net als de duivels dat doen.
De laatste, en meest waarschijnlijke verklaring, is dat Van Rossem op één van zijn veldtochten in Mechelen soortgelijke huisversiering zag en daarop besloot deze ook op zijn huis aan te brengen. Een kwestie van smaak dus. Saters, die door Arent van Slichtenhorst in 1653 werden aangeduid met
“’t Welck op syn wytersten eenighe afschouwelycke beelden, als veld-duyvels en andere snaeckeryen, is vertoonende; gelyck oock syn meester in syn leeven, geneeghen en bequaem was om schrick en verderf dan vrede en liefde in de wereld te verwecken”.
De naam “Duivelshuis” werd echter pas expliciet gebruikt in de tweede helft van de 18e eeuw en vermeld in de geschriften van Gerard van Hasselt van 1780.

Rijksmonument

Dit pand is aangewezen als rijksmonument.
Op de site Rijksmonumenten.nl vind je foto's.

Verliefd op Arnhem

Deze aflevering van Verliefd op Arnhem ging over dit gebouw:
Duivels van Gelderse maffiabaas

Data

in de 15e eeuweigendom van Johan Mynschart (1444-1463 schepen en burgemeester van Arnhem)
1487 verkocht aan Margaretha van Wilp door de weduwe van Johan Mynschart, joffer Aleit Hopmans
enkele jaren later eigendom van het klooster Mariëndaal bij Oosterbeek
1518 eigendom van Karel van Egmond, Hertog van Gelre (overleden 1538)
1539verkoop aan Maarten van Rossem
1543 verbouw hofstede tot “Huis van Maarten van Rossem” in renaissance stijl; architect stadstimmerman/schepen Arndt Johanns toe Boecop (vermoedelijk)
1575 - 1828 diverse eigenaren
1828 aankoop door Gemeente Arnhem voor fl 13.475
1830 verbouwing en restauratie tot raadhuis o.l.v. Anthony Aytinck van Falkenstein
1898 verbouwing en vergroting o.l.v. architect Constantijn Muysken (Hillegom, 19 oktober 1843 – Baarn, 11 februari 1922)
1965 - 1967 restauratie en onderdeel van het nieuwe stadhuis o.l.v. Dienst Gemeentewerken
sinds 1968 deel van stadhuis/gemeentehuis Arnhem

Literatuur / websites

  • Werf, J. van der (2019). Het Duivelshuis in Arnhem, Het merkwaardige woonhuis van de vermaarde maarschalk. Uitgave gemeente Arnhem.
  • Beumer, B. (2001). AA40 of Arnhem Authentiek in 40 onderwerpen. Westervoort: Uitgeverij Beeld. pp. 55-57.
  • Caderius van Veen, D. & Ploeg, H. van der (z.jr./2000). Verliefd op Arnhem. Arnhem: Arnhemse Courant/Gelders Dagblad. Gebonden editie van delen 1 t/m 4. p. 13.
  • Graswinckel, D.P.M. (1933). Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem: Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkopers, 1933, pp. 156-158.
  • Iddekinge, P.R.A. (1995). Arnhem. In: Roos, J. de & Roos, T. de (red.) (1995).Gemeentehuizen van Gelderland. Van Aalten tot Zutphen.
  • Arnhem: Vereniging Gelre en Groningen: REGIO-Projekt. pp. 38-40.
  • Markus, A. (1907). Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw met geschiedkundige aanteekeningen. Arnhem: Gijsbers & Van Loon, 1975; ongewijzigde herdruk van de uitgave uit 1907. pp. 232-240.
  • Schaap, K. (1968). Stadhuis Arnhem 1968. Arnhem: Gemeente Arnhem. (geen paginering)
  • Tiemens, W.H. (1987). Arnhem… waar men bij de duivel te biecht gaat. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken Arnhem. Arnhem: Dienst van Gemeentewerken Arnhem, 1987, pp. 169-175.
  • Schulte, A.B.C. En C.J.M. Schulte (2008). Kunst en cultuur van de late middeleeuwen tot 1700. In: Arnhem tot 1700.pp. 284-285.
1)
Wat moer- en kinderbalken zijn, kun je hier lezen: https://www.joostdevree.nl/shtmls/moerbalk.shtml
2)
Wat telmerken zijn, kun je hier lezen: https://www.joostdevree.nl/shtmls/telmerken.shtml
duivelshuis.txt · Laatst gewijzigd: 2024/01/17 15:11 door wim