Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


beken

De Arnhemse beken

Soorten beken

Aan de Veluwezoom vindt men verschillende typen beken:

  • bronbeken
  • kwelbeken
  • sprengenbeken.

De eerste twee zijn natuurlijk, de laatste is kunstmatig.
Bronbeken ontstaan als echte bronnen, omdat grondwater niet afgevoerd kan worden naar de diepere ondergrond doordat daar een waterafsluitende laag is. Het landgoed Bronbeek dankt er zijn naam aan.
Het is dus een natuurlijke beek.
Kwelbeken ontstaan waar een watervoerende laag aan de oppervlakte komt en in verbinding staat met een gebied met een hogere grondwaterspiegel. Dat werkt als communicerende vaten: er staat dan druk op het water waardoor dit uit de grond treedt.
Ook de kwelbeek is dus een natuurlijke beek.
Sprengenbeken zijn kunstmatig ‘gemaakt’ door een watervoerende laag aan te snijden in een zogenaamde sprengkop. Een sprengkop is een uitgraving in de grond, waardoor een watervoerende laag doorsneden wordt en grondwater uit het talud treedt, in de sprengkop sijpelt, en vandaar afgevoerd wordt door de beek.

Bronbeken, kwelbeken en sprengenbeken zijn in het algemeen vrij constant in hun afvoer. Het water is van hoge kwaliteit, dat wil zeggen zuiver en van constante temperatuur, omdat het door zand gefilterd is en lang in de ondergrond heeft verbleven.

Waarom en waartoe beken?

Beken werden “gemaakt” om energie en schoon water te krijgen en er maximaal profijt van te hebben. Energie was nodig voor het malen van koren, het persen van zaad, het maken van run voor leerlooierijen. Daarvoor werden waterradmolens gebouwd langs de beken.
Water was ook nodig om papier te maken, voor brouwerijen en voor wasserijen.
En daarnaast leverden beken ook nog voedsel: de molenvijvers, wijers, (zie hierna) bevatten veel vis en leverden zo inkomen op voor molenaars.

Gemaakt
Beken werden dus “gemaakt” soms in de zin dat de beek kunstmatig is ontstaan (de sprengenbeek), maar vooral ook in de zin dat ze geleid worden om dat maximale profijt te realiseren.

Aangezien de mens liefst overdag zijn werk doet werden vóór de molens wijers gegraven. Dit zijn vijverachtige verwijdingen van de beek, die ’s nachts afgesloten konden worden, zodat er ’s morgens, als het maalbedrijf weer begon, een flinke hoeveelheid water voorhanden was.

Vaak ook werd de beek kunstmatig opgeleid, werd het bed van de beek verhoogd boven het maaiveld. Of werd de loop van de beek zodanig in het dal verlegd dat de beek niet naar het laagste niveau in het dal zakte. Daarmee werd ter plaatse van de molen een niveauverschil van enkele meters gecreëerd. Door het grote verval (een bovenslag-waterrad heeft een hoogteverschil van ruim twee meter nodig) en met het gewicht van het water kan een schoepenrad worden aangedreven.
Waar cascades of watervallen zijn, zal vaak een molen gestaan hebben.
Een voorbeeld van een opgeleide beek is te zien tussen de Fonteinvijver in Sonsbeek en het Watermuseum.

Recht op het water

In de 11e eeuw bezat de keizer alle rechten op het stromende water en dus ook op de beken. Nadien ging dat over op de Gelderse graven en hertogen. Vandaar daalde dit recht soms verder af in de feodale hiërarchie, zodat lokale grondeigenaren het recht op de beek hadden. In Arnhem bezat de abdij van Prüm zowel de Sint Jansbeek als de Klarenbeek/Molenbeek.
Later ging het eigendom van de beek over op verschillende moleneigenaars. Als er conflicten waren over de toevoer van water naar de molen of naar de leerlooiers, werd recht gesproken door de Magistraat.
De bezitter van de beek kon toestemming geven voor de bouw van een molen en de moleneigenaar betaalde pacht aan de beekeigenaar en verkreeg daarmee recht op leverantie van voldoende water.

Bedrijvigheid aan de Arnhemse beken

Door de aanwezigheid van veel beken in Arnhem was er een concentratie van watermolens en wasserijen. Papierfabrieken waren hier ook, maar minder dan elders op de Veluwe. Bekende voorbeelden zijn de Gelders Papierfabriek in Renkum en papierfabriek De Hoop in Eerbeek.

beken.txt · Laatst gewijzigd: 2024/02/22 19:25 door wim