Dit is een oude revisie van het document!
Het oude postkantoor
Het postkantoor aan het Jansplein is een van de meest karakteristieke gebouwen in Arnhem.
Het eerste deel van het oorspronkelijk symmetrische, postkantoorgebouw is ontworpen door de Rijksbouwmeester C.H. Petersplugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_bigUit wikipedia: In 1876 werd Peters benoemd tot Rijksbouwkundige voor de Gebouwen van Financiën. Zijn officiële taak werd het ontwerpen van post- en telegraafkantoren, waaraan sinds de invoering van de Postwet in 1870 een grote behoefte bestond. Zijn bureau – inmiddels als Rijksbouwmeester, was in het laatste kwart van de 19e eeuw verantwoordelijk voor het ontwerp van ongeveer veertig postkantoren. In eerste instantie zijn deze steeds uitgevoerd in de door Cuypers gepromote neogotische stijl met renaissance-invloeden. Geleidelijk liet hij zich steeds meer inspireren door de Groningse romanogotiek uit de 13e eeuw, wat vooral tot uiting kwam in met nissen versierde topgevels; de invloed van de renaissance nam af, al verdween deze nooit helemaal uit zijn werk. Het hoofdpostkantoor in Amsterdam uit 1895-1899 geldt als Peters' belangrijkste en meest extravagante bouwwerk. Enkele andere postkantoren van zijn hand zijn, naast dit kantoor, die van Deventer, Groningen, Haarlem en Leeuwarden. Ook het stationspostkantoor in Arnhem, nu te vinden in Klarendal, is een ontwerp van Peters. (1847-1932) en voltooid in 1889.
Het is opgetrokken in een neogotische stijl met sterke invloeden van de zgn. Hanzegotiek, gecombineerd met vormen uit de renaissance. Peters gaf in dit pand aan baksteen een hoofdrol; het is een juweel van baksteenarchitectuur.
De stijl waarin dit pand is opgetrokken, werd later bekend als postkantorengotiek.
De posterijen in Arnhem hebben een eeuwenlange voorgeschiedenis, die verbonden is aan de ontwikkeling van het Nederlandse postwezen in het algemeen maar nadrukkelijk ook aan de geschiedenis van het postkantoor aan het Jansplein in het bijzonder.
In de tweede helft van de 19e eeuw werd het noodzakelijk dat een nieuw hoofdpostkantoor aan het Jansplein werd gerealiseerd. Het paste in de ontwikkeling van de posterijen in die tijd, de verandering naar een diensten verlenend bedrijf. Natuurlijk ook in de ontwikkeling van Arnhem zelf tot een grote en welvarende stad; de behoefte aan een ruim en statig gebouw was daardoor groot.
De goedkeuring van het bouwplan van C.H. Peters vond plaats op 18 februari 1888. De opdracht tot de bouw werd gegund aan K. Otten uit Meppel.
Op 26 april 1890 werd het gebouw officieel geopend.
Na constatering van de slechte toestand van de pinakels op de topgevels werd in 1897 groot onderhoud verricht en in 1908 zijn aan de westzijde van het gebouw nog drie traveeën aangebouwd.
De noordgevel was eerst 36 m lang en tot aan de top van het dak 19.5 m hoog; hij bestond aanvankelijk uit twaalf traveeën1). Sinds de uitbreiding in 1908 bestaat het pand uit vijftien traveeën met een lengte van circa 40 m.
Geheel links, in het eerste travee, bevindt zich de deur naar de toenmalige directeurswoning. Hierboven zijn kantelen2) geplaatst, waaronder in geel-geglazuurd reliëf tegen een groene achtergrond een wapenschild van de posterijen te zien is: een gevleugeld wiel met daaromheen een posthoorn, geflankeerd door plantenmotieven met daarin aan beide buitenzijden een postduif.
De ingang voor het publiek bevond zich eerst geheel rechts, en is als gevolg van de uitbreiding meer naar het midden terecht gekomen. Deze ingang is op dezelfde wijze vorm gegeven als de linker ingang. Boven de deur staat in geel-geglazuurde letters in reliëf op een blauwe achtergrond POSTKANTOOR.
De brievenbus, aangebracht in het vijfde travee, is uitgevoerd in bruin geglazuurde baksteen met zwart-granieten banden.
In de overige traveeën zijn eenvoudige hoge en smalle ramen geplaatst. Boven ieder raam is een klaverbladboog geconstrueerd in afwisselend geel- en groen-geglazuurde baksteen met aan de twee uiteinden die naar binnen wijzen, hoofdjes in rode baksteen. Onder de boog zijn drie rechthoeken te zien, gevuld met plantenmotieven, geheel in rode baksteen. Hiervan is de middelste rechthoek iets groter. Op de vlakken naast de bogen zijn wapenschildjes aangebracht met daarop een gele leeuw op een groen veld.
De traveeën worden van elkaar gescheiden door vlakke pilasters3) met op de hoeken colonnetten4).
Deze muurpijlers lopen door tot boven de vensters van de verdieping en worden op de scheiding tussen de etages onderbroken. Hier zijn kleine aapachtige duivelfiguurtjes geplaatst. Op de verdieping zijn de muurpijlers voorzien van een ronde verticale sleuf: een hollijst. Boven de vensters van de verdieping worden de muurpijlers door bogen met elkaar verbonden. In het midden van iedere boog is een rood bakstenen kinderhoofd geplaatst.
De dakgoot wordt ondersteund door een uitstekende rondboogfries5), gedecoreerd met schelpvormen.
Op het derde, het zesde tot en met achtste en in het midden van het tiende en elfde fries is de dakgoot onderbroken. Hier zijn drie dakkapellen geplaatst.
De middelste dakkapel bestaat uit een grote topgevel met twee hoge, smalle ramen, die in drie trappen omhoog loopt. Iedere trap is gedecoreerd met een pinakel6) aan de buitenzijde. In het midden van de bovenste trap staat een gebeeldhouwd leeuwtje.
Links en rechts van deze topgevel staan kleinere dakkapellen, op dezelfde wijze gedecoreerd, maar slechts in twee trappen oplopend.
Tussen de buitenzijden en de drie dakkapellen in zijn vier kleine dakramen geplaatst.
Het gebouw is in rode baksteen uitgevoerd en heeft over de gehele lengte horizontale banden van groen-geglazuurde baksteen. Deze banden benadrukken de lengterichting. Om ook de verticaliteit, de hoogte van het gebouw duidelijk te maken, heeft de architect de lange smalle muurpijlers ontworpen. Ook het doorbreken van de dakgoot voor de plaatsing van de dakkapellen heeft dit doel. En ook de hoge, smalle vensters, de schoorstenen en het doorlopen van de muurpijlers in de pinakels.
Naast de vensters, op de schalken7)