Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


leien_daken

Leien daken

Veel daken van grote gebouwen zijn gedekt met leien.

Leien zijn een natuurproduct.
Leisteen is geen inheems Nederlands product en moest dus worden ingevoerd.

Historische ontwikkeling

Uit opgravingen is bekend dat de Romeinen in Xanten en Keulen hun gebouwen al dekten met leien. Deze waren zeshoekig. Als dakbedekking werden leien het eerst toegepast in de streken waar leisteen werd aangetroffen. In Nederland werden ze aanvankelijk alleen gebruikt voor belangrijke gebouwen zoals kerken, kastelen, overheidsgebouwen en buitenplaatsen. Er zijn echter ook heel wat andere typen monumenten met een leibedekking.
Vanaf de twaalfde eeuw worden in ons land leien toegepast als dakbedekking, waarbij men de voorkeur geeft aan andere vormen dan de zeshoekige: rechthoekig en schubvormig. Deze twee hoofdvormen blijven tot in onze tijd in zwang.

Maasdekking en Rijndekking

Wanneer er rechthoekige leien zijn gebruikt, spreken we van een maasdekking of maasdak. Aanvankelijk werden deze - uit Frankrijk en België - aangevoerd via de Maas, vandaar de naam. Vanaf de middeleeuwen werden er overigens ook al rechthoekige leien als ballast uit het zuiden van Engeland aangevoerd.
Maasdekking is veel toegepast in het zuiden en westen van ons land.
Wanneer er schubvormige leien zijn gebruikt, spreekt men van een rijndekking (ook rijnse dekking) of rijndak. De leien zijn - uit Duitsland - aangevoerd via de Rijn.
Deze wijze van dekken is van oudsher veel toegepast in het oosten en noorden van ons land.

De reden waarom men ertoe kwam om leien in de groeves rechthoekig of schubvormig te maken was gelegen in de structuur van de leisteen. Een rechtdradige structuur – van de leisteen in Frankrijk en België – is beter geschikt voor het produceren van rechthoekige leien, een kromdradige – van de leisteen in Duistland – voor schubvormige.

Het aanzicht

De twee hoofdvormen zijn door de eeuwen nagenoeg onveranderd gebleven. Toch is er een behoorlijke variatie in aanzicht door de manier van dekken.

Bij een rijndak of rijnse dekking worden de schubleien in een schuin oplopende lijn op het dak gelegd. Een rijndak kan linksdekkend zijn, waarbij de rijen van leien stijgen van rechts naar links, of rechtsdekkend, waarbij de rijen van leien stijgen van links naar rechts. Of een dak linksdekkend of rechtsdekkend gelegd wordt is afhankelijk van de overheersende windrichting, om te zorgen dat de regen niet onder de leien wordt geblazen.

Een rijndak komt in twee typen voor, enerzijds de sjabloondekking en anderzijds de Oud-Duitse dekking.
Bij de sjabloondekking wordt er gebruikgemaakt van leien met dezelfde grootte. Bij Oud-Duitse dekking verschillen de leien van grootte. De grootste en dikste leien worden onderaan het dak gebruikt en de kleinere dunnere worden hoger op het dak gebruikt. (Dit had overigens ook een praktische reden: de grootste en zwaarste leien hoefden niet zo ver de hoogte in te worden gesjouwd en ook de kleine stukken lei konden worden benut.)

Ook bij een maasdekking of maasdak kunnen de rechthoekige leien (die alle dezelfde grootte hebben) in verschillende patronen worden gelegd, zoals in halfsteensverband (horizontaal of verticaal), ruitvormig (ook wel koeverdak; als er geen overlapping zichtbaar is en de lijnen ononderbroken diagonalen vormen spreken we van een dambordpatroon) of vierkant en de Leuvense dekking (waarbij de leien zijdelings uit elkaar worden geschoven waardoor tussen de zijkanten van de leien een open ruimte ontstaat).

leien_daken.txt · Laatst gewijzigd: 2023/10/30 09:08 (Externe bewerking)