Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


burgerweeshuis

Het Burgerweeshuis

Bovenbeekstraat 21

Ooit was op het terrein dat begrensd wordt door de Bovenbeekstraat, de Ruiterstraat en de achterzijde van de huizen aan de Ketelstraat het Hof van Anholt, een adellijk gebied met een hoofdgebouw met verschillende binnenplaatsen en dienstwoningen.
In 1736 is het terrein gekocht door de ondernemer Cornelis van der Hart en zijn zwager Roedolph Willem van Olden, die er een grote zeepziederij vestigden. In 1758 liet hij ook een nieuw woonhuis bouwen op het terrein. Het werd een echt patriciërshuis: 12 kamers (met o.a. de beletage met de voorname vertrekken en een huishoudelijk onderhuis), washuis, mangelkamer, en watervoorzieningen zoals een regen- en een welwaterpomp, en achter het huis een grote tuin, passend bij de status van Van der Hart.
In 1844 hebben de toenmalige eigenaren het pand verkocht en is er het Burgerweeshuis in gevestigd tot 1920.
Het pand kwam daarna weer in handen van een afstammeling van de vroegere eigenaren van het Hof van Anholt, de firma Van der Hart uit de Ketelstraat, en het werd een kantoor en magazijn.
In de tweede helft van de 20e eeuw werd het pand een speculatieobject, stond het jarenlang leeg en was het gekraakt; afbraak dreigde zelfs. Uiteindelijk werd het huis in 1989 in sterk verwaarloosde staat gekocht door de gemeente en voor het symbolische bedrag van één gulden overgedragen aan Vereniging Hendrick de Keyser met de verplichting het pand geheel te restaureren.
Na de restauratie in 1994-1995 tot 2012 was het Historisch Museum Arnhem in het gebouw gevestigd.
Nu is het via de gemeente Arnhem in gebruik bij een aantal kleine bedrijven en instellingen.

Wat is er te zien?

Kubus

Het burgerweeshuis heeft een kubusvorm: 15 meter hoog, breed en diep.

Voorgevel

Het voorname huis heeft een brede lijstgevel met gebeeldhouwde middenpartij, consoles en voordeur in Rococo (Lodewijk XV)-stijl.

In de omlijsting van de middenvensters boven de voordeur zijn verwijzingen naar de vier seizoenen opgenomen:

  • Links van het venster op de eerste verdieping zijn de druiventrossen voor de herfst afgebeeld
  • daarboven staan maiskolven en vruchten voor de zomer.
  • Rechtsboven is de lente verbeeld door bloemen
  • daaronder is de winter voorgesteld door ijspegels.

De gevel is verticaal geleed door de iets risalerende middenpartij en de ook iets vooruitspringende hoeken. Daardoor en door de boven elkaar geplaatste hoge ramen en vooral die rijk gedecoreerde middenpartij worden de verticale lijn en de statige symmetrie van het pand onderstreept.

Het sterkste horizontale element wordt gevormd door de zware houten kroonlijst met gesneden rococo (Lodewijk XV) consoles boven de gevel.

De schuifvensters hebben een empire-plugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big De empirestijl is een stijl in de kunstnijverheid, binnenhuisarchitectuur, architectuur en kleding, die tijdens en na het Napoleontische keizerrijk (1804-1814) in Frankrijk is ontwikkeld en van daaruit over delen van Europa en de Verenigde Staten is verspreid. Deze stijl wordt gekenmerkt door zware neoclassicistische vormen en overvloedig gebruik van draperieën en daarnaast van Napoleontische motieven die verwijzen naar de macht en de persoonlijke smaak van de keizer, zoals de bij, de letter N, adelaars, kransen en de zwaan van keizerin Josephine.raamindeling met brede middenstijl. De vensterhoogte neemt naar boven toe af: achtruits op de beletage, zesruits op de eerste etage en vierruits op de zolderverdieping.
De indeling van de ramen is niet meer geheel oorspronkelijk.

De gevel is opgetrokken uit rode baksteen.

Binnen

Het huis had een huishoudelijk onderhuis, een bel-etage met voorname vertrekken, een eerste verdieping en een kapverdieping.
Het heeft een heldere plattegrond met een voor- en achterkamer aan weerszijden van de hal. De indeling van de bel-etage wordt in de kelder en op de eerste verdieping herhaald.

De gang

De gang is rijk aan rococo-stucwerk. In de stucreliëfs boven de deuren, zogenaamde dessus de porte plugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big Een dessus de porte, of bovendeurstuk ) is bij de deur passend ornament boven een belangrijke deur aangebracht kunstwerk, meestal een schilderij, soms ook een reliëf, stucwerk, houtsnijwerk of wandtapijt. Het kan een los kunstwerk betreffen, maar vaak is de dessus de porte geïntegreerd in de deuromlijsting of is het onderdeel van een complete zaalbetimmering. , is net als in de omlijsting buiten van het middenvenster boven de voordeur een allegorische jaargetijdenreeks weergegeven: bloemen voor de lente, korenhalm en sikkel voor de zomer, druiventakken voor de herfst en vuurpot en kale tak voor de winter.
De wanden zijn ritmisch in vlakken verdeeld. Aan de onderzijde zijn deze afgesloten met een marmeren rand en aan de bovenzijde door een boog, bekroond met rocaille. De vlakken ogen als ramen en breken de muurvlakken als het ware open.
Samen met de plafonddecoratie (vliegende vogels en putti) wekken ze een ruimtelijke illusie.

De pronkkamer (rechter kamer aan de voorkant)

Het kamerbehangsel

Een van de pronkstukken van deze kamer is het beschilderde kamerbehangsel, dat twee wanden van de kamer over de volle breedte en een wand aan weerszijden van een marmeren schoorsteenmantel van de lage lambrisering tot aan het plafond bedekt.
Het vertelt drie episodes uit het leven van Alexander de Grote plugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big Wikipedia: Alexander III van Macedonië (Pella, 20 juli 356 v.Chr.— Babylon, 11 juni 323 v.Chr) beter bekend als Alexander de Grote, was koning van Macedonië. Hij veroverde het Perzische Rijk tot aan de Indus, waardoor hij een van de grootste rijken uit de oudheid creëerde. Na de moord op zijn vader Philippus erfde Alexander een machtig koninkrijk en een ervaren leger. Hij hervatte het panhellenistische project van zijn vader door Macedonië en de Griekse stadstaten te verenigen in een coalitie vooraleer hij het Perzische Rijk binnenviel. In 334 v.Chr. vertrok hij naar Azië voor een veldtocht die tien jaar zou duren. Hij behaalde vele overwinningen tegen de Perzen, waarvan de Slag aan de Granicus, de Slag bij Issos en de Slag bij Gaugamela de belangrijkste waren. De Perzische koning Darius III was daarbij zijn tegenstander. Na de definitieve verovering van het Perzische Rijk, begon Alexander een veldtocht in de Indusvallei, waarin hij de Slag bij de Hydaspes won. Daar was koning Poros zijn tegenstander. In 326 v.Chr. weigerden zijn soldaten nog verder te gaan. Alexander besloot daarom terug te keren. Hij stierf in 323 v.Chr. op 32-jarige leeftijd in Babylon, Lodewijk XIV liet zich dolgraag met Alexander vergelijken. (356-323 vC). De oorsprong ligt in 3 schilderijen van een serie van 5 van Charles Le Brun uit de periode 1661-1675 in opdracht van koning Lodewijk XIV. Zij hangen in Versailles. Hij schilderde deze met de bedoeling dat naar dit ontwerp tapijten zouden worden gemaakt in de Manufactures des Gobelins in Parijs. De graveurs Gérard Audran en Gérard Edelinck hebben daarvan prenten gemaakt die als model voor de beschildering van het behangsel hebben gediend.

Op de muur tegenover de voorgevel: “De tent van Darius”
Alexander bezoekt de tent van Darius en meldt aan diens vrouw en familie dat Darius is verslagen maar op de vlucht geslagen en dus nog in leven. Alexander is in gezelschap van zijn adjudant Hephestion.
De afbeelding op de prent van Edelinck is wel aangepast om tot een maat te komen die past in de kamer. Zo is rechts een vrouw toegevoegd die een officier als smekelinge om het middel grijpt en is het tentenkamp rechts op de achtergrond meer uit elkaar gezet.
Vergelijk deze foto's van het linker- en rechterdeel van dit behangsel met deze plaat uit het Rijksmuseum.

Op de muur aan de rechterkant: “De intocht in Babylon”
Alexander staat als triomfator op een strijdwagen die door een olifant wordt voorgetrokken. Op de olifant zitten twee drijvers. De gouverneur van Babylon, te paard op de voorgrond, heeft grote wierookvaten laten opstellen en de weg met bloemen laten bestrooien. Alexander rijdt naar het beeld van de godin Semiramis met de granaatappel en de koningsscepter. De schatten van Babylon in de vorm van gouden vaatwerk worden meegetorst door zwaar gespierde mannen.
Vergelijk deze foto's van het linker- en rechterdeel van dit behangsel met deze plaat uit het Rijksmuseum. De intocht in Babylon moest in tweeën worden gesplitst omdat de schoorsteenpartij zich hier bevindt. Links is Alexander afgebeeld, rechts de olifant die Alexanders strijdwagen trekt.
Een deel was door vochtwerking ernstig aangetast en is door Jonker vervangen door een nieuw stuk, gebruik makend van de prent van Audran, die ook de basis was voor het origineel.

De wand aan de gangzijde: “Alexander overwint Poros”
De Indische koning Poros is van zijn strijdwagen gehaald. Vier soldaten brengen hem voor Alexander, zijn overwinnaar. Alexander geeft hem, tot grote verbazing van zijn officieren, in een mengeling van politiek inzicht en gevoel voor mededogen zijn waardigheden terug.
Rechts het beeld van Heracles als uitdrukking van de overgave van de Indiërs aan deze Griekse god. Links het slagveld met kadavers van olifanten en op de achtergrond de kampementen van de beide legers aan de oevers van de rivier Hydaspes.
Ook voor dit deel is gebruik gemaakt van een prent van Audran.
Vergelijk deze foto's van het linker- en rechterdeel van dit behangsel met deze plaat uit het Rijksmuseum.
Deze afbeelding is in feite eveneens in tweeën verdeeld door de deur; door boven de deur het tentenkamp op te delen en te verbinden door een opgerekt rivierlandschap van de Hydaspes is het toch één geheel. Let wel op de ruiters rechts die hun blik richten op koning Poros, maar daarbij gehinderd worden door de deur.

Het schoorsteenstuk in deze kamer

Dit stuk is waarschijnlijk ook een episode uit het leven van Alexander. We zien soldaten die uitrusten van de strijd en Alexander, weergegeven als een met gevederde helm uitgedoste krijgsman en een gekroonde vorstelijke figuur die met elkaar in een gesprek verwikkeld zijn.

Het stucwerk op het plafond

Het stukwerk op het plafond weerspiegelt de kennis, wijsheid en handelsgeest van Van der Hart.
Op de wolken troont een luchtig geklede vrouw met helm en speer, rustend tegen een wereldbol en astrolabium plugin-autotooltip__plain plugin-autotooltip_big Een astrolabium is een instrument waarmee de plaats en de hoogte van de zon of andere sterren kan worden berekend; daaruit kan vervolgens de lokale tijd worden afgeleid. . Deze vrouw stelt de godin Pallas Athene voor, de godin van oorlog, wijsheid, kunsten en wetenschappen. Zij is herkenbaar aan helm en speer. De uil op de hand van een van de putti symboliseert haar wijsheid. Een andere putto houdt de hoorn des overvloeds vast. Een koopvaardijschip en de verpakte balen verwijzen naar de handel waaraan Van der Hart zijn succes dankte. , Ook een verwijzing naar de handel is de afbeelding van Mercurius, de god van de handel, herkenbaar aan zijn helm en de bodestaf.

De spreekkamer (linker kamer aan de voorkant)

Mogelijk was dit het kantoor van Cornelis van der Hart.

De lambrisering en schouwboezem zijn in een felle groene kleur geschilderd.
De groenblauwe kleur van de schoorsteenmantel lijkt van prachtig marmer, maar dat is schijn; de houten schoorsteenmantel is gemarmerd.
Het op het schoorsteenstuk geschilderde tafereel verwijst naar de Griekse mythologie en stelt een episode voor uit de geschiedenis van Meleager en Atalanta. Het is de ‘Jacht op het Caledonische zwijn’. De jagers storten zich op het wilde zwijn dat is aangeschoten en wordt aangevallen door jachthonden. Het zwijn krijgt een genadeschot. Het is een verwijzing naar het populaire verhaal uit de Griekse mythologie dat is terug te vinden bij Homerus in de Ilias en in de Metamorfosen van Ovidius. Het is een gespiegelde miniatuurversie van een schilderij van Charles Le Brun, dat zich in het Louvre in Parijs bevindt.
Het plafond wordt gesierd door laat Lodewijk XVI-stucwerk, dat omstreeks 1790 is vervaardigd.

De eetkamer (linker kamer aan de achterkant)

Het plafond met Lodewijk XV-stucwerk is in oorspronkelijke gebroken witte kleur geschilderd Opvallend zijn de servieskasten aan weerszijden van de schouw. De linker was bedoeld voor het gebruiksgoed, de rechter om te pronken. Tijdens het eten werden de deuren van de pronknis met marmeren fontein geopend om te imponeren.

De pronknis met de blauwgroene achtergrond is gedecoreerd met stucwerk in de vorm van groen geschilderde omhoog groeiende planten die eindigen in roodbruine consoles. Er is ook een fonteintje.
Tijdens de restauratie is ook de achterwand van deze pronkkast teruggebracht in de oorspronkelijke staat met felle kleuren groen en bruin; in de verf zijn glasscherven aangebracht die zorgden voor extra glans en schittering. Bij kaarslicht moet dit een sprookjesachtig effect hebben gehad.
Porselein- en pronknissen komen wel vaker voor in eetkamers van 18e-eeuwse woonhuizen.

De kroonluchter is Italiaans.

Op de deurportaal zijn de resultaten van een kleurenonderzoek te zien met diverse verflagen, die zichtbaar zijn gelaten.

Het trappenhuis

Het trappenhuis is als één geheel ontworpen.
De trapleuning bestaat uit een balustrade met gesneden Lodewijk XV-motieven.
Ook hier veel prachtig stucwerk.

De eerste etage

De gehele eerste etage had een laat 19e-eeuws stucplafond. Dat is bij de restauratie verwijderd. Onder de stucplafonds kwamen de oorspronkelijke balken met hun kleuren tevoorschijn: in de gang geel, in de linker voorkamer blauw en in de rechter voorkamer vaal groen.
Op de schoorsteenconsoles pronkten in beide voorkamers porseleinen vazen en andere voorwerpen.
De grijze kleur van de muren en het plafond in de linker achterkamer zijn tijdens de restauratie teruggevonden, zo ook de biezen en sjabloonbanden langs de muren.
Ook de schildering met schaduweffect die een kachelnis suggereert, is onder de oude verflagen vandaan gekomen en gereconstrueerd. Het rookgat van de kachelpijp duidt nog steeds op de functie van een stookplaats.
De wandbeschilderingen dateren uit de 19e eeuw. Zij vormen sobere en eenvoudige decoraties, zoals in de empire-tijd gebruikelijk was.

Tweede etage, de zolder

Deze tweede etage heeft door de eeuwen heen dienst gedaan als goederenopslag. Het hijsrad dat nu plat op de hangconstructie ligt, is daarvan het laatste bewijs.

Kelder

De 18e-eeuwse boogdoorgangen zijn gerestaureerd.
De houten balken zijn intact gelaten.
Een deel van de vloer wordt nog bedekt met authentieke zwarte basalttegels.

Wat is het weten waard?

Wie is de maker van de kamerbehangsels?

Wie de maker is van de kamerbehangsels, is onbekend. Er is geen signatuur van de maker gevonden.
Een mogelijkheid is Anthonie Elliger, die ook voor het echtpaar Brantsen - de Vree in hun huis aan de Bakkerstraat werken heeft gemaakt.
Jan Smit uit Amsterdam heeft ook een behangsel gemaakt met taferelen uit het leven van Alexander de Grote (te vinden in het Zweedse Lund). Ook hij is een kandidaat.

Restauratie

Bij de restauratie van 1994 was het uitgangspunt om het pand grotendeels terug te brengen in de staat waarin het ten tijde van Cornelis van der Hart verkeerd moet hebben.
Zo is veel aandacht besteed aan het herstellen van de nog aanwezige authentieke interieuronderdelen, zoals de beschilderde behangsels met de Alexander de Grote voorstellingen en het vervuilde en afgebladderde Lodewijk XV-stucwerk. Met het opnieuw aanbrengen van de houten lambriseringen en het marmeren van de schouwen werd de restauratie vervolmaakt.
Vooral het kleurenonderzoek heeft verrassende resultaten opgeleverd. Onder de vele lagen vergeelde verf bleken zich sprankelende verfresten te bevinden; kennelijk was het woonhuis in de 18e eeuw in heldere kleuren beschilderd geweest: geel, groen, blauw en wit.
De indeling is zoveel mogelijk gehandhaafd en daar waar mogelijk hersteld.

De restauratie stond onder leiding van de architect W. Kramer uit Amersfoort. De restauratie van de kamerbehangsels is uitgevoerd door en onder leiding van Bert Jonker.

Het Burgerweeshuis

Hert Burgerweeshuis is opgericht in 1583. Het bood opvang aan rijke wezen. In 1638 volgde het Nieuwe of Armenweeshuis dat zich richtte op kinderen van wie de ouders geen burgerrechten hadden. De weeshuizen bestaan niet meer, maar beide stichtingen bestaan voort in de Stichting Het Burger en Nieuwe Weeshuis.
Oorspronkelijk was het Burgerweeshuis gevestigd in de Bakkerstraat. In 1616 werd het overgebracht naar op een erf van het terrein van het Hof van Anholt.
Dit raakte in verval en in 1843 werd het Burgerweeshuis in dit pand ondergebracht. Het verlaten terrein kreeg de naam Weezenstraat.
In 1920 verhuisde het weeshuis naar de Utrechtsestraat 21 (hoek Vijfzinnenstraat).

Het huis kon 45 weeskinderen herbergen.
De regenten van het burgerweeshuis richtten de pronkkamer in als bestuurskamer. De weesvader en weesmoeder namen hun intrek in de eetkamer aan de achterzijde en de secretaris-rentmeester koos als werkplek de linkerkamer aan de voorzijde.
De weesmeisjes sliepen op de eerste etage, de jongens in het aangrenzende pand.
Overdag waren de meisjes in de naaikamer te vinden, de zogenaamde tuinzaal.
In de lommerrijke stadstuin met hoge bomen achter het huis konden de wezen een frisse neus halen; zij hadden daar kleine tuintjes.

Over het leven in het Burgerweeshuis is meer te lezen in een artikel in Arnhem de Genoeglijkste (tegenwoordig het arnhems Historisch tijdschrift).

Historisch Museum Arnhem

Van 1996 tot 2012 was het Arnhems Historisch Museum in dit pand gevestigd.
In die periode werden regelmatig wisseltentoonstellingen gehouden, waarin steeds de stad Arnhem en haar omgeving centraal stonden.
Het werd gesloten wegens bezuinigingen.

Rococo in Arnhem

Het pand vertoont veel gelijkenis met de patriciërswoning aan de Mariënburgstraat.
Deze twee zijn de enige Rococo-panden in Arnhem.

Bedrijven

Momenteel zijn in het pand diverse kleinere instellingen en bedrijven gehuisvest:
- Stichting Halfvol, een communicatieadviesbureau
- Stichting Sonsbeek & State of Fashion
- VTW Arnhem BV, verhuur van onroerend goed (geen woonruimte)
- Vereniging Eigenaren Citycenter Arnhem (VECA)
- Vereniging City Centrum Arnhem
- Stichting Platform Binnenstad Arnhem
- Stichting Made in Arnhem
- Stichting Schakel025, een kennisplatform over werken in de kunst- en cultuursector

Verliefd op Arnhem

Deze aflevering van Verliefd op Arnhem gaat over dit gebouw:
Weeshuis in turbulente tijden

Rijksmonument

Dit pand is aangewezen als rijksmonument.
Op de site Rijksmonumenten.nl vind je ook veel foto’s.

Data

1758Cornelis van der Hart (burgemeester/koopman) laat op voormalig terrein van het Hof van Anholt (zeepziederij) een woonhuis in Lodewijk XV-stijl (rococo) bouwen.
1784Na het overlijden van Van der Hart neemt Jan Hendrik Cremer, gehuwd met Wilhelmina van der Hart de leiding over van de zeepziederij.
1790Echtpaar Cremer-van der Hart erft het huis.
1844Patriciërshuis en fabriek worden door de erven Cremer verkocht.
1845Het Burgerweeshuis wordt gevestigd in dit gebouw.
1920Het Burgerweeshuis verhuist naar een grote villa aan de Utrechtsestraat 21. Het pand kwam weer in handen van een afstammeling van de vroegere eigenaren van het Hof van Anholt, de firma Van der Hart uit de Ketelstraat.
1960 en later Het pand stond leeg en is in verval geraakt. Afbraak wordt ternauwernood voorkomen; het pand is behouden gebleven.
1991Vereniging Hendrick de Keyzer koopt het pand voor een bedrag van f 1,- van de gemeente Arnhem die het pand inmiddels in eigendom had verkregen.
1994Restauratie o.l.v. architect W. Kramer uit Amersfoort
1996In juni werd het Historisch Museum Arnhem in dit pand gevestigd.
30 januari 2012Het museum werd gesloten. Na de komst van ROZET (2013) werd de collectie voor een gedeelte naar het Erfgoedcentrum overgebracht.
burgerweeshuis.txt · Laatst gewijzigd: 2024/02/10 16:37 door wim